Het is eind augustus van het jaar 3441, Terraanse tijd. Perry Rhodan, die kort geleden vanuit de Galaxis Gruelfin was t...
6 downloads
313 Views
589KB Size
Report
This content was uploaded by our users and we assume good faith they have the permission to share this book. If you own the copyright to this book and it is wrongfully on our website, we offer a simple DMCA procedure to remove your content from our site. Start by pressing the button below!
Report copyright / DMCA form
Het is eind augustus van het jaar 3441, Terraanse tijd. Perry Rhodan, die kort geleden vanuit de Galaxis Gruelfin was teruggekeerd, stond voor de brokstukken van wat met eeuwenlange inspanningen moeizaam was opgebouwd. Hij liet de Marco Polo achter op de ruimtehaven van Terrania en ging met zestig andere inzittenden, waaronder Gucky en Atlan, met de Good Hope II, een speciale korvet, opnieuw onzekere avonturen tegemoet. Perry Rhodan is van plan de 'zwerm' te onderzoeken. Hij gaat ervan uit dat het hem zal lukken een middel te vinden tegen de manipulaties van de zwaartekrachtconstante door de 'zwerm' die een versuffing van de meeste intelligente wezens tot gevolg heeft. Of dat hij de heerser van de zwerm ervan kan overtuigen dat hij de melkweg niet moet doorkruisen. Perry gaat eerst naar de 'planeet van de Diggers', een wereld in de buitengebieden van de Galaxis, waar de zwerm al voorbij is getrokken. Na de opwindende avonturen op deze woeste wereld bezoekt hij een zonnestelsel dat door de zwerm wordt bedreigd. Maar wat gebeurt er intussen met het zonne-imperium dat alleen nog in naam bestaat? Roi Danton, die Olympus sinds korte tijd ondersteunde, ervaart het bij het TUSSENSPEL OP TAHUN ...
HOOFDPERSONEN IN DEZE ROMAN: Harm Davis - Een USO-agent maakt omwegen. Dr. Truc Rotkel - Chef van een kliniek op Tahun. Gesine - Een bijzondere koe. Merceile - Hoofdzuster in de kliniek van Dr. Rotkel. Roi Danton - De zoon van Perry Rhodan bezoekt de Medo-planeet. Derek Kandis - Een man met een belangrijk bericht.
2
1. Harm Davis was speciaal agent bij de USO. Hij stond er om bekend dat hij nooit bang was. Hij nam elke opdracht aan al was deze nog zo gevaarlijk en onzeker. En wat het verbazingwekkende was: hij vervulde iedere opdracht en kwam ongedeerd en gezond terug naar zijn basis. Middenin het jaar 3441 landde hij met zijn Barka, een klein omgebouwd ruimteschip van het vroegere type 'Gazelle', op een van de vele gekoloniseerde planeten van de Galaxis. Hij was commandant van de Barka, een discusvormig schip van dertig meter doorsnede. Zijn bemanning bestond uit vier leden, hoewel hij zeer goed in staat zou zijn geweest het schip alleen te besturen, ook al ging het over een afstand van duizenden lichtjaren. Eden V was een paradijselijke planeet. De kolonisten leefden hoofdzakelijk van het verbouwen van kostbare wijn. Er werd tweemaal per jaar geoogst en de grond was zo goed dat daardoor geen kwaliteitsvermindering ontstond. Harm Davis was lang onderweg geweest. Hij was voor een speciale opdracht naar de noordelijke buitengebieden van de Galaxis geweest. Nu keerde hij terug nadat hij zijn opdracht zoals gewoonlijk consequent had vervuld; hij was een paar weken eerder klaar dan verwacht. Nu was Harm Davis ondanks zijn grote plichtsbesef geen domkop en zijn bemanning bepaald ook niet. Op hun vlucht naar Quinto-center passeerden ze Eden V op kleine afstand, had de navigator berekend. Wat lag er dus meer voor de hand dan een klein omweggetje naar de wijnplaneet van het zonne-imperium? De navigator had het hem voorgesteld en toen hij de gretige gezichten van de andere drie mannen zag wist Harm Davis dat de navigator ook namens hen sprak. 'Wat zou u ervan denken, commandant, als we van de gelegenheid gebruik maken en daar eens gingen rondkijken? Ze zeggen dat er op Eden V niet alleen goede wijn maar ook knappe vrouwen zijn, en allebei hebben we lang moeten missen.' Harm Davis deed zijn best een dienstgezicht te zetten. 'Fen Dal, hoe vaak moet ik je nog zeggen dat uitstapjes niet bij onze opdracht horen? Wat moeten we op Eden V?' Fen Dal knikte ijverig maar hij grijnsde van zijn ene oor tot zijn andere. 'Zie het wat ruim, Harm. We hebben een rustpauze wel verdiend, dat moet je toegeven. De noordelijke gebieden van de Galaxis, het treffen met de Feudaken en die brandstichters die we gevangen hebben genomen en naar de dichtstbijzijnde gevangenis van de USO brachten, wekenlang in de lineaire ruimte. Ik geloof dat het wel genoeg is. Als we meteen naar Quintocenter teruggaan zullen ze ons er meteen weer op uit sturen, zonder verlof of een paar dagen rust. Bovendien zijn we een paar weken te vroeg.' Daar was niets tegen in te brengen. Harm Davis wendde zich tot de radiotechnicus. 'Heb je misschien al een bericht naar Quinto gestuurd, Coal Rider?' Soms probeerden ze, tenminste uiterlijk, de verhouding meerderemindere een beetje te dramatiseren en te accentueren, hoewel ze privé de beste vrienden waren. Coal Rider wist dat en ging er niet op in. 'Denk je dat ik gek ben, Harm. Fen heeft me op tijd verteld dat we vlak langs Eden zouden vliegen.' 'Hm. Goed.' Harm Davis zocht nog naar verdere mazen in de dienstvoorschriften. 'Iedereen gezond aan boord, Ko-Fo-La?' vroeg hij aan de scheepsarts. 'Niemand klachten?' De arts, een vrolijke dikke knaap van middelbare leeftijd, knikte ijverig. 'Zeker wel, Harm. Muller heeft er een paar. Omdat hij bijna altijd bezig is te zorgen voor ons lichamelijk welzijn is zijn maag wat in de war geraakt. Een kleine rustpauze zou hem goed doen en ik zou dringend willen aanraden naar de dichtstbijzijnde planeet te vliegen, daar te landen en een ervaren specialist te consulteren.' Harm Davis bestudeerde zijn nagels; hij moest zijn tanden op elkaar bijten om niet in de lach te schieten. 'Zo, dus Muller weer!' zei hij tenslotte. 'Hij heeft een kleine rustpauze nodig, zo zo!' Hij rekte zich uit. 'Om eerlijk te zijn, ik voel me ook niet helemaal lekker. We hebben de laatste tijd te weinig beweging gehad. Steeds maar op het schip, zelden vaste grond onder de voeten, dat 3
veroorzaakt moeilijkheden met de spijsvertering. Nou, ik ga de kaarten even bekijken en dan overleg ik met Fen Dal. Ik laat het jullie wel horen.' Daarmee was de zaak al beslist, maar ze moesten de schijn ophouden. In ieder geval zou er later een verslag gemaakt moeten worden en dan moesten er goede redenen voor de landing op Eden V gegeven worden. En die vonden ze dus. Het was natuurlijk zuiver toeval dat de Barka maar op een afstand van tweeëneenhalf lichtjaar van Eden V vanuit de lineaire in de normale ruimte terugkwam. Met een onschuldige blik keek de navigator naar de gele zon op het beeldscherm. 'De ster van Campbell!' zei hij verbaasd. 'Hij heeft drie planeten en de derde is Eden V. Wat toevallig!' Op de achtergrond zei dokter Ko-Fo-La: 'Het gaat weer slechter met onze patiënt. Hij heeft zelfs de door mij voorgeschreven synthowhisky versmaad.' Hij schraapte zijn keel. 'Ik heb het zelf moeten opdrinken.' Harm Davis zag er uit alsof hij diep nadacht. 'Wilt u daarmee zeggen, dokter, dat we de patiënt niet kunnen helpen met onze eigen middelen aan boord?' 'Juist, Sir, dat wilde ik zeggen.' 'Je vindt het dus noodzakelijk de hulp van de bewoners van Eden V in te roepen?' 'Ja, Sir, dat vind ik absoluut noodzakelijk.' Harm Davis zuchtte. 'Goed, dan zullen we onze vlucht onderbreken en om landingsverlof vragen. Coal Rider, neem contact op zodra we uit de volgende lineaire etappe komen.' Tegelijkertijd boog Harm Davis zich voorover en zette de opnameapparatuur van het scheepslogboek uit. Hij leunde achterover. 'Zo, vrienden,' zei hij tevreden. 'Dat was dat. Nu kunnen we weer normaal praten.' Het landingsverlof werd gegeven. De Barka landde op de kleine handelshaven in de buurt van de hoofdstad Vino-city. Alles zag er volledig normaal uit, tenminste op het eerste gezicht. Ook de radioverbinding met de ruimtehaven wekte geen wantrouwen. Harm Davis die nog nooit op Eden V was geweest, viel het alleen op dat er niemand te zien was toen hij het luik van zijn schip opendeed en de warme kruidige lucht van de paradijselijke wereld inademde. Dat was op zich heel gewoon want het moest midden op de dag zijn en de hete zon stond bijna op zijn hoogste punt. 'Die doen hun siësta,' zei Fen Dal, die naast hem was komen staan 'Geen wonder, bij deze hitte.' 'Geen reden om ons hier te laten wachten. Ik zie niet in waarom wij ... Moment! Daar komt iemand!' Uit een van de platte gebouwen kwam een gestalte. De man bleef staan, wenkte naar het gelande schip, maar maakte geen aanstalten er naartoe te lopen. Hij stond daar en wachtte. 'Vreemd,' zei Fen Dal wantrouwig. 'Schijnt hier de enige te zijn die niet is ingeslapen. Zullen we eens naar die kerel gaan kijken?' De detective in Harm Davis werd weer wakker. Instinctief voelde hij dat er op Eden V iets niet klopte. Hij en de andere drie waren lang buiten het bereik van de hyperradio-relaisstations geweest en hij kon dus niet weten wat er intussen was gebeurd. Hij had nog niets van de zwerm gehoord. 'Breng de anderen op de hoogte, ze moeten oppassen. Wij verlaten de Barka en gaan naar die man. Wie weet wat hier is gebeurd.' Even later klommen ze de smalle trap af die vanuit het geopende luik naar de grond liep. Om in geval van nood gewapend te zijn, namen ze hun naaldstralers mee. Deze waren zo klein en handig dat men ze onopvallend in de broekzak kon dragen. Aan hun uniformen kon men zien dat ze agenten van de USO, de defensieorganisatie van het zonne-imperium, waren.
4
De man naar wie ze toe liepen, wachtte in alle rust op hen. Hij wist wie ze waren want Coal Rider had de Barka volgens voorschrift gemeld. 'Hij schijnt wel een rustig geweten te hebben,' zei Fen Dal toen ze nog vijftig meter van het gebouw af waren. 'Hij is ook niet gewapend, maar dat zegt niet zo veel.' Ze liepen door en bleven pas staan toen ze bij hem waren. Hij droeg een onduidelijk uniform, waarschijnlijk een product van de kolonistenbeschaving van Eden V. Zijn gezicht zag er nerveus en gespannen uit, maar bepaald niet onsympathiek. Toen hij zijn hand naar hen uitstak probeerde hij zelfs te glimlachen. 'Welkom op Eden V, mijne heren van de USO. Ik mag aannemen dat u een speciale opdracht hebt en de ware reden van uw komst niet over de radio wilde vertellen. Dat had u rustig kunnen doen want niemand zou het gehoord hebben. Wel, u weet zelf wat er is gebeurd.' Harm Davis schudde de hand van de man en stelde zichzelf en de andere drie voor. 'We weten helemaal niets,' zei hij en keek rond. 'Wat is hier eigenlijk aan de hand? Waar is het andere personeel van de ruimtehaven? Wordt hier altijd zo intensief middagpauze gehouden?' 'Middagpauze?' De man keek hem verbaasd aan maar toen klaarde zijn gezicht wat op. 'Vanwege de middagpauze? Overigens mijn naam is Ganders. Ik ben verantwoordelijk voor de radio en misschien alleen daarom enigszins op de hoogte van de gebeurtenissen. Middagpauze!' Hij schudde zijn hoofd. 'De kolonisten hier houden al wekenlang middagpauze.' Harm Davis keek Ganders ongelovig aan. 'Hoe moet ik dat begrijpen? Staking?' 'Zo zou je het ook kunnen noemen, in ieder geval denkt niemand meer aan werken. Ze liggen in de wijnkelders en laten zich vollopen. Op de berghellingen worden de druiven overrijp maar niemand doet een poging ze te plukken. Er is dit jaar geen tweede oogst.' Harm Davis wees naar het gebouw. 'Het is heet in de zon. Wat zou je ervan denken, Ganders, als we naar binnen gingen en je ons uitvoerig vertelt wat er eigenlijk aan de hand is. We hebben geen flauw idee wat er gebeurd is hoewel je zo juist zei dat je wist waarom we hier zijn gekomen. Ik verzeker je dat we het niet weten. Het is zuiver toeval dat we hier landen. We hebben een zieke aan boord. Ja, een ernstige zieke,' verzekerde Fen Dal ernstig. 'Ik ben bang dat ik jullie daarbij niet goed kan helpen,' zei Ganders terwijl ze de koele voorhal inliepen. 'De artsen op Eden V zijn ook dronken. Al sinds weken. De mensen leven bijna alleen nog maar van de wijn. Kom, laten we naar mijn kantoor gaan.' Ze liepen hem achterna. Hoewel Harm Davis er absoluut niets van begreep en geen enkele verklaring had voor de situatie, onderdrukte hij zijn nieuwsgierigheid. Hij zou alles vroeg genoeg horen, zei hij tegen zichzelf, en er dreigde geen onmiddellijk gevaar voor hem en zijn schip. Goed, de kolonisten van Eden V werkten niet meer en bedronken zich. Dat was een gedrag dat spotte met iedere arbeidsmoraal maar niet onwettig of gevaarlijk. Er zou minder wijn geëxporteerd worden, dat was alles. Voor de USO geen reden om in te grijpen. Voorlopig tenminste niet. Maar een vrolijk uitstapje leek dit niet te worden. 'Dus, wat is er gebeurd?' vroeg hij toen ze eindelijk in een gemakkelijke stoel zaten en Ganders een kast opendeed waaruit hij glazen en een fles echte Edenwijn haalde. 'Als het geen staking is, wat dan? Het is toch onwaarschijnlijk dat alle bewoners van een hele planeet plotseling tegelijkertijd op het idee komen om niet meer te werken. Waar blijft het verantwoordelijkheidsgevoel dan of het instinct tot zelfbehoud? Heb jij er een verklaring voor? Ja, en nog een vraag: wat is er met jou aan de hand? Waarom doe je niet mee aan die algemene vakantie? Waarom zit je hier op de radioapparatuur te letten als alles toch niets meer uitmaakt?' Ganders klonk met hem. Ze dronken. 5
'Ja, dat is eigenlijk een hele lange geschiedenis. En als ik eerlijk ben moet ik toegeven dat ik er niet helemaal wijs uit kan worden hoewel ik het van het begin afheb meegemaakt. Het begon een paar weken geleden toen de druiven rijp werden 'Wil je daarmee zeggen dat het te maken heeft met de wijnoogst?' 'Dat is niet zeker, misschien is de samenhang alleen maar toevallig. In ieder geval hielden de mensen midden in de oogst plotseling op met hun werk, begonnen zich te bedrinken en gingen afgeladen naar huis terug, als ze tenminste naar huis gingen. De meesten bleven in de bergen, voedden zich met de rijpe druiven en stilden hun dorst met de ruime wijnvoorraden van de laatste oogst. En ik zeg je: dat was een uitstekende oogst!' Harm Davis nam een stevige slok. 'Ja, hij is werkelijk goed. Maar wat ik wilde vragen: vond die verandering alleen in deze streek plaats of op de hele planeet?' 'Overal, Davis! Geen enkele uitzondering zou ik zeggen. En het betreft niet alleen de eigenlijke kolonisten en de wijnboeren maar ook het technische personeel van de ruimtehaven. Ik alleen ben nog hier. Alle anderen zitten in kroegen en wijnkelders. Als je ze aanspreekt geven ze geen verstandig antwoord. Ze zijn in een roes, in een totale en absolute versuffende roes. Ik heb er geen verklaring voor.' Harm Davis knikte naar zijn navigator. 'Een duidelijk geval voor de USO. We gaan er aan werken!' Fen Dal zuchtte hartverscheurend. 'Weg verlof! En ik dacht ... 'Denken,' doceerde Harm Davis, '... is een van de duidelijkste kenmerken van intelligente wezens. Maar ze kunnen ook verkeerd denken. Jij hebt verkeerd gedacht, vriend. Geen vakantie maar werken. We zullen eens goed rondkijken op Eden V. Natuurlijk zonder de wijn te proeven!' 'Ik ben erg nieuwsgierig,' zei Ganders die zich nog eens in schonk, 'of je dat klaarspeelt. Ik heb het zelf geprobeerd. Wat zal ik je zeggen? Ik kreeg geen enkel argument te horen. Ik moest met hen meedrinken anders hadden ze me doodgeslagen. Alleen wie drinkt wordt voor vol aangezien.' 'Dat is normaal,' zei Fen Dal. 'Want alleen wie drinkt laat zich echt vollopen.' Harm Davis schraapte zijn keel. Het verlangen naar vakantie en zijn plichtsgevoel voerden een verbitterde strijd. Dat laatste won op punten. 'Als het nodig is zullen we een glas gebruiken,' zei hij. 'Maar op de eerste plaats gaat het er mij om de oorzaken van het merkwaardige gedrag van de bewoners van Eden V te ontdekken. Het kan geen toeval zijn en ook niet het werk van vijandige agenten die de oogst willen stelen. Maar wat is het wel?' 'Geen flauw idee,' zei Ganders openlijk. 'Ik drink ook graag een stevige slok maar ik zorg ervoor niet dronken te worden.' Bij het volgende glas van de werkelijk goede wijn, besloten ze de volgende dag aan de slag te gaan. Harm Davis en Fen Dal zouden vermomd als inkopers contact met de kolonisten opnemen en proberen een contract met hen af te sluiten. Dan zou blijken of ze nog geïnteresseerd waren in de verkoop. Als dat niet zo was, concludeerde de USO-specialist scherpzinnig, was er een andere afnemer. Maar toen bedacht hij dat het onzin was want als er werkelijk een andere, misschien illegale afnemer was, zou deze er ook belang bij hebben dat de oogst doorging. De hele zaak werd steeds ingewikkelder want niets was logisch. Maar zonder reden versufte niemand en zeker niet de hele bevolking van een planeet. Ook niet de bevolking van een wijnplaneet. Harm Davis stond op. Hij zwaaide een beetje. 'We brengen de rest van de dag en de nacht in het schip door. Morgen zien we verder. Bedankt voor de goede wijn, Ganders.' 'Neem nog een paar flessen mee, voor jullie mensen.' 'Graag. Fen, pak jij ze even aan.' Fen Dal pakte ze graag aan. Met een volle zak gingen ze tenslotte terug naar de Barka waar ze vol ongeduld werden opgewacht.
6
In het jaar 3441, Terraanse tijd, werd de melkweg zwaar getroffen. Een onbegrijpelijk en nog niet definieerbaar gevaar naderde gestaag de grenzen van de Galaxis en drong daar tenslotte binnen. De 'zwerm' was er! Niemand wist wat de zwerm was en waar hij vandaan kwam. Alleen Perry Rhodan en zijn vrienden hadden hem gezien toen ze vanuit de verre Galaxis Gruelfin terugkeerden naar hun eigen melkwegstelsel. Toen hadden ze nog geen vermoeden van de omvang van het gevaar. Ze keerden drie jaar te laat naar de Aarde terug en troffen daar een chaos aan. De vijfdimensionale zwaartekrachtconstante van de Galaxis was veranderd en alle intelligente wezens waren versuft. Alleen mutanten, mentaal gestabiliseerde, dragers van celactivators en een paar uitzonderingsgevallen bleven normaal. Dat gold ook voor de bemanningen van de ruimteschepen die zich in de lineaire ruimte bevonden toen de ramp over de Galaxis kwam. De Marco Polo, het onvervangbare ruimteschip met de enig bestaande dimesextamotor, bleef op Aarde achter, onder de hoede van kolonel Elas Korom-Khan. Hij moest het schip in veiligheid brengen als plunderaars of leden van de homo superior het zouden aanvallen of probeerden het te vernietigen. Reginald Bull was met de Intersolar onderweg om ver in het universum mensen die daarom vroegen hulp te brengen. Op de Intersolar waren ook Julian Tifflor, Ribald Corello, Balton Wyt en meer dan driehonderd normaal gebleven Terranen. Rhodan bemande de kruiser CMP-41 met zestig mannen en vrouwen, noemde het schip symbolisch Good Hope II en vertrok voor een schijnbaar hopeloze missie. Hij wilde het onbekende gevaar leren kennen, er zich tegen verzetten en het zo mogelijk uit de weg ruimen. Een chaotische Aarde, een ingestort zonne-imperium en een verloren mensheid bleven achter. En een klein vonkje hoop bij diegenen die het gebeuren nog half konden begrijpen. En dan waren er mannen als Harm Davis, die normaal bleven. Zij wisten niets van het gevaar omdat hun werk hen ver van het schouwspel van de onbegrijpelijke gebeurtenis had gebracht. Ganders stelde hen een van zijn dienstwagens ter beschikking. Het was een electro-auto waarvan de batterij een bereik van enkele honderden kilometers garandeerde. Ze waren van plan een klein uitstapje in de schilderachtige omgeving van Vino-City te gaan maken. Ganders verzekerde dat het er op de hele planeet uitzag zoals daar. Dat had betrekking op de schoonheid van het landschap en op de toestand van de bewoners. De weg liep langs de rand van de slapende stad die ze voorlopig nog niet wilden bezoeken. Fen Dal was een goede chauffeur en bovendien had hij deze dag al een halve fles kostelijke wijn gedronken. Hij neuriede een liedje terwijl Harm Davis met een verrekijker de berghellingen aan twee kanten van de weg afzocht naar levende wezens. Toen ze tien kilometer hadden gereden had hij succes. Hij zag een man tussen de wijnstokken rondzwaaien. 'Van hem zullen we niet veel wijzer worden,' vreesde Fen Dal, toen Davis hem opdracht gaf zo dicht mogelijk naar de vreemdeling toe te rijden. 'Die is toeter.' 'Kennelijk zijn ze dat allemaal hier, Fen Dal. Nou vooruit, laten we gaan!' Ze verlieten de hoofdweg. De weg liep vrij stijl omhoog en ging toen over in een pad. Fen Dal stopte. 'Laten we even de benen strekken,' stelde hij voor en klom uit de wagen. Harm Davis volgde zijn voorbeeld. De man met wie ze wilden praten was nog tweehonderd meter van hen vandaan. Hij had hen opgemerkt en was blijven staan. Hij hield zich vast aan een bijzonder krachtige wijnstok. Voor zover ze konden vaststellen was het een wat oudere man met de typische 7
kleren van een wijnboer. Hij bekeek hen wantrouwig. Harm Davis bleef een paar meter voor hem staan en groette vriendelijk. 'Goeiedag, beste vriend. We komen uit de stad en we wilden je wijngaard bekijken. Zou je zo vriendelijk willen zijn een paar vragen te beantwoorden?' De blik van de man werd glazig. 'Be ... kijk... en?' De wijnlucht van zijn adem maakte Harm Davis bijna misselijk. Fen Dal snoof genietend. Het moest inderdaad een goede wijn zijn die de man dronk. In ieder geval zag het er niet naar uit dat hij in staat was vragen te beantwoorden. Tussen iedere lettergreep boerde hij hard. 'We zouden de oogst van dit jaar van je willen kopen,' beweerde Harm Davis. 'Natuurlijk moeten we van te voren de kwaliteit van de oogst bekijken. Men heeft ons verteld dat jouw berg zeer veel opbrengt. Het zou ook de beste wijn van de hele omgeving zijn.' De oude knikte waarbij hij zijn eigen standvastigheid overschatte en het gewicht van zijn hoofd onderschatte. Hij ging op de grond zitten en knipperde tegen de zon. 'Beste... hik... wijn... dat! Pro ... probeer maar... hik... eens...' Hij bleef zitten en trok met onbeholpen bewegingen aan een houten deksel dat schijnbaar doelloos op de grond lag. Pas nu bleek dat het over een rond gat lag waarin een vat lag met aan de bovenkant een uitgezaagde opening. Op de brede rand ervan lagen een paar bekers. Fen Dal nam het van de oude over. Hij pakte twee van de bekers, schepte die vol met de goudgele vloeistof en gaf een er van aan Harm Davis. 'Goed ... hik ... nietwaar?' De wijn was inderdaad goed. De twee USO-agenten pasten op om niet teveel te drinken hoewel ze dorst hadden gekregen. Tenslotte wilden ze nog verder rijden en niet meteen bij de eerste poging aangeschoten worden. 'Uitstekend,' zei Harm Davis en zette de beker neer. 'Beste kwaliteit. Verkoop je?' De oude schudde zijn hoofd. 'Niet verkopen, je kunt hem... hik... voor niks hebben. We geven alles weg!' Harm Davis besloot wat meer gerichte vragen te stellen. 'Wat is hier eigenlijk aan de hand, beste man? Je geeft je wijn weg, werkt niet meer en je bedrinkt je ... Dat zijn toch allemaal dingen die niet normaal zijn. Vertel eens wat er hier aan de hand is?' De scherpe toon moest zijn doorgedrongen tot de wijnboer want hij keek de vrager verbaasd aan. Toen lalde hij iets onbegrijpelijks, pakte zijn beker en boog zich over het gat. Voor Harm Davis of Fen Dal het konden verhinderen, verloor hij zijn evenwicht en viel voorover in de wijn. Alleen zijn benen staken nog uit het vat en hij zou zeker in de wijn zijn verdronken als ze hem er niet hadden uitgetrokken. Maar in plaats van hen te bedanken omdat ze zijn leven hadden gered, proestte hij een volle lading in hun gezicht. 'Zinloos!' schold Fen Dal woedend. 'Met die kerel is niets te beginnen. Hij is niet alleen dronken, hij is nog dom ook.' 'Misschien wast hij zich altijd in de wijn,' zei Harm Davis en keek wantrouwig naar de beker waaruit hij zojuist nog met veel smaak had gedronken. 'Kom, laten we gaan.' Ze lieten de dronkaard tussen de wijnstruiken liggen en gingen terug naar de auto. De eerste poging tot contact was mislukt, misschien lukte de tweede. Tijdens hun verdere tocht zagen ze af en toe mensen op de hellingen, maar geen van hen scheen te werken. Ganders had hen dus geen verhaaltje op de mouw gespeld. Waarom zou hij dat ook doen? Ze kwamen bij een klein gehucht. Overal zagen ze bloeiende tuinen. In het dal kronkelde een riviertje aan de oevers waarvan fruitbomen stonden en sappige weiden lagen. Alles maakte een indruk van eeuwige vrede. Maar in het gehucht zelf ging het er helemaal niet zo vredig aan toe. Ze gingen wat langzamer rijden om met hun verkenningstocht te beginnen. Het 8
eerste contact met de bevolking hadden ze te danken aan een beker van aardewerk die uit een van de openstaande kelders kwam vliegen. Tegelijkertijd hoorden ze een homerisch gelach. De wijnbeker miste hen op een haar na en viel kapot op de straat. Fen Dal stopte en sprong uit de auto. Hij rende naar de kelder om degenen die de beker had gegooid ter verantwoording te roepen. Harm Davis volgde hem met gemengde gevoelens. Hij wist hoe een onberekenbare dronken man kon zijn in het bijzonder als hij zich in zijn recht voelde staan. En dat was meestal het geval. Het was een wijnkelder. Tegen de muren lagen de vaten en in het midden stond een lange tafel met banken er om heen. Daar zaten wat mannen en vrouwen op. Er stonden volle bekers voor hen. Een paar dronken mensen sliepen op de grond. De man die de beker had gegooid lachte nog steeds. Hij zag er zeer vriendelijk uit. Fen Dal liet de opgestoken hand, waarmee hij hem een oorvijg had willen geven, weer zakken. 'Man, je bent gek geworden? Als ik er werk van maak kan je dat een paar dagen gevangenisstraf kosten.' De man hield niet op met lachen. Hij probeerde iets te zeggen maar kreeg geen verstandig woord over zijn lippen. Er stond een jong meisje van de tafel op. Ze liep naar de verwarde Harm Davis. Ze greep hem vast om niet om te vallen. Ze was blijkbaar zwaar dronken. 'Lieveling!' lalde ze. 'Kom, we drinken een...' Harm Davis wilde haar afweren maar toen hij de hoopvolle gezichten van de andere deelnemers aan het drinkgelag zag gaf hij er de voorkeur aan het spelletje mee te spelen. Het kwam ook niet aan op een slok wijn meer of minder. De hoofdzaak was dat hij iets te weten kwam. Er werd bereidwillig plaats gemaakt toen het meisje hem meetrok naar de tafel en hem op de bank drukte. Ze ging naast hem zitten en schoof een volle beker naar hem toe. Intussen probeerde Fen Dal een gesprek aan te knopen met de man die de beker had gegooid, maar het bleef bij een poging. Toen zag hij Harm Davis naast het meisje zitten. Vastbesloten schoof hij de rechter buurman van het meisje opzij en ging naast haar zitten. 'Proost, schoonheid,' zei hij en pakte bij een van de dronken mannen een halfgevulde beker weg. 'Je bent werkelijk zeer mooi.' Ondanks haar benevelde verstand begreep ze dat ze een compliment kreeg. Ze glimlachte, wilde iets zeggen en gleed toen, voor iemand het kon verhinderen, van de bank onder de tafel bij de andere slapers. Harm Davis zei hatelijk: 'Het zien van jou deed de deur dicht. Je ziet er veel te nuchter uit om verstandig met dronken mensen te kunnen praten.' Ze probeerden het bij de andere mensen, die al lang vergeten waren dat ze waren binnengekomen en verder dronken alsof er niets was gebeurd. Ze gaven geen antwoord op vragen en als ze iets zeiden was het onzin. Tenslotte stond Harm Davis op en gaf Fen Dal een teken. 'Kom, dit heeft geen zin. Binnenkort lig ik tussen hen in. Je raakt hier alleen al beneveld van de wijnlucht.' Zonder afscheid te nemen verlieten ze het drankhol en stapten in hun auto. Fen Dal schoot zo hard weg dat Davis bijna uit de wagen viel. Met een elegante zwaai nam hij de bocht bij de uitgang van het dorp en raakte daarbij bijna een handkar die door een jonge man werd getrokken. 'Proost!' brulde de jongeman hen vrolijk na hoewel hij ternauwernood aan de dood was ontsnapt. In het volgende dorp ging het hetzelfde. Ze kregen niets te horen maar kregen des te meer wijn binnen. Totaal dronken besloten ze eindelijk het onderzoek voor vandaag te staken en terug te gaan naar de ruimtehaven. Ze hadden geluk dat er op straat weinig verkeer was. Fen Dal reed als een gek en luisterde naar geen enkele raadgeving van zijn vriend die hem bedreigde met alle mogelijke strafmaatregelen. De navigator lachte alleen maar en zag er bijna even suf uit als de 9
inwoners van Eden V. Bij de rand van de stad trapte Fen Dal plotseling zo hard op de rem dat Davis met zijn hoofd tegen het windscherm botste. Gelukkig had hij een krachtige schedel en bovendien werd hij plotseling broodnuchter. De wagen stopte bij een groepje vrouwen en meisjes, die uit de stad kwamen en kennelijk naar de bergen wilden. Het was al laat in de middag en de zon was niet zo heet meer. 'Hallo!' riep Fen Dal terwijl hij uitstapte. 'Waar gaan de dames heen? Misschien kunnen wij helpen.' Harm Davis kwam nu ook de wagen uit. Hij had iets verbazingwekkends gezien: De vrouwen en meisjes waren niet dronken. 'Wie zijn jullie?' vroeg een van hen. 'We hebben jullie nog nooit gezien. En die uniformen...' Geheel en al tot uw dienst,' zei Fen Dal en hij probeerde een elegante buiging te maken, waarbij hij bijna omviel. 'Kunnen we u meenemen naar de ruimtehaven?' 'Daar wil niemand heen,' klonk het antwoord. 'Zijn jullie vreemd hier?' Harm Davis besloot gebruik te maken van deze kans om informatie te krijgen. Tegenwoordig kwam men op Eden V niet vaak nuchtere personen tegen. 'We zijn hier gisteren geland en we zouden het erg prettig vinden als we een beetje met jullie konden praten. Ga met ons mee en als twee of drie van je vriendinnen zin hebben, kunnen ze ook meegaan.' De jonge vrouw deed een stap achteruit. 'Ah, ben je er zo een? Die truc kennen we al. Ons meenemen naar het schip en dan... nee! Je bent op het verkeerde adres.' 'Je hebt het bij het verkeerde eind.' Harm Davis besloot open kaart te spelen. 'Wij zijn agenten van de USO en je kunt ons niet betichten van oneerzame bedoelingen. We hebben alleen maar een paar inlichtingen nodig en omdat er op deze planeet geen mens meer nuchter schijnt te zijn zien wij het als een goddelijke beschikking dat we jullie zijn tegengekomen.' Ze knikte. 'Zit het zo? Zijn die drinkpartijen van onze mannen zo snel bekend geworden!' Ze aarzelde. 'Nou, om eerlijk te zijn hebben jullie geluk gehad. Ze hebben ons gisteren naar de stad gestuurd om levensmiddelen te halen. Daarom zijn we nuchter. Maar als we bij de anderen terugkomen...' Harm Davis wilde het ijzer smeden nu het heet was. 'Ga je mee?' Ze schudde het hoofd. 'Nee, dat kan ik niet doen.' Harm Davis knikte naar Fen Dal. Gelukkig begreep de navigator meteen wat zijn commandant van plan was. Ze hadden geen andere keuze. Hij liep terug naar de auto en ging achter het stuur zitten. Hij was nog altijd een beetje omvast ter been maar toch duidelijk nuchterder dan eerst. Harm Davis stak zijn hand op alsof hij afscheid van het meisje wilde nemen. 'Jammer,' zei hij langzaam en lette tegelijkertijd op de andere vrouwen die nieuwsgierig om hem heen stonden en geen woord zeiden. 'Dan nemen we je gewoon mee...' Hij trok haar naar zich toe, hield haar stevig vast en sprong in de auto die meteen wegreed. De achtergebleven vrouwen gilden geschrokken, liepen een stuk achter de auto aan en gaven het toen op. Fen Dal reed als een duivel terwijl Harm Davis zich moest inspannen om het meisje vast te houden. Ze sloeg, krabde, beet en schreeuwde. Coal Rider, Muller en Ko-Fo-La waren stomverbaasd toen Fen Dal en hun commandant met het meisje terugkwamen. Ze moesten haar dragen want ze weigerde ook maar een stap te verzetten. 'Die is wild,' zei Coal Rider toen hij het luik had dichtgedaan. 'Ze ziet er helemaal niet naar uit alsof ze blij is met ons gezelschap.'
10
Ze brachten haar naar de kleine commandocentrale, waar Harm Davis haar in een gelede stoel drukte en haar vastgespte. Angstig keek het meisje de mannen aan. Er kwam geen geluid over haar lippen. Muller had geen buikpijn meer. Onafgebroken staarde hij naar het meisje alsof hij nog nooit een vrouw had gezien. Harm Davis besloot alle misverstanden meteen uit de weg te ruimen. 'We hebben je meegenomen omdat we misschien iets van je te weten kunnen komen,' zei hij en ging zitten. 'Je bent een van de weinige nuchtere inwoners van Vino-City. He, Rider, doe die fles weg! Er wordt geen slok gedronken!' Coal Rider zette de fles weg. Hij zag er tamelijk bedroefd uit. 'Dus, mooie onbekende, wat is hier aan de hand?' Harm Davis deed moeite om een zakelijke toon aan te slaan. Hij wilde het meisje niet nog banger maken. 'Wees maar niet bang, we doen je niets.' Ze zag er niet buitensporig intelligent uit, maar toch niet zo onverschillig en stupide als de andere inwoners van de planeet Eden V die ze tot nu toe waren tegengekomen. In ieder geval had ze de vraag begrepen. 'We weten zelf niet wat er aan de hand is. Het gebeurde van de ene dag op de andere. Plotseling had niemand meer zin om te werken. Iedereen begon te drinken en het werd van dag tot dag erger. Niemand dacht aan de toekomst en toen het technische personeel van de ruimtehaven en alle administratieve medewerkers hun werk ook in de steek lieten, was het gedaan.' 'Iedereen dronk en deed verder niets?' vroeg Fen Dal. 'Iedereen?' Ze knikte. 'Bijna iedereen,' zei ze. 'En daarbij schenen ze hun verstand verloren te hebben. Eerlijk gezegd heb ik ook het gevoel dat ik alles vergeten ben wat ik vroeger wist maar ik geloof toch dat ik verstandiger ben dan die versufte dronkemansbende.' Dat leek inderdaad het geval te zijn ook al hadden ze er geen redelijke verklaring voor. Versuft! Dat was de oplossing! De mensen waren plotseling een gedeelte van hun intelligentie kwijtgeraakt. Ze dachten niet meer logisch, werden onverschillig en begonnen te drinken omdat Eden V nu eenmaal een wijnplaneet was. Het gevolg was de huidige chaos. Harm Davis stond op. 'Kom, ik breng je naar buiten. Misschien wil je zo vriendelijk zijn ons nog eens te komen opzoeken. Ik zou jou en Ganders van het radiostation graag nog een paar vragen stellen. Misschien vinden we een verklaring.' Ze bleef zitten. 'Wat zou je ervan denken,' vroeg ze, 'als we eindelijk eens een stevige slok namen? Ik heb een heel droge keel.' 'Zeker kwamen er een paar radioboodschappen binnen,' bevestigde Ganders de volgende dag en hij wees naar het computergeheugen. 'Maar ze waren zinloos. Als je zin hebt laat ik er een paar afdraaien. Je zult er erg blij mee zijn.' De berichten kwamen van schepen van de handelsvloot en een paar verkenningsschepen. Een gedeelte ervan was ongecodeerd geweest, verzekerde Ganders, andere had hij moeizaam moeten decoderen. Maar wat er uit kwam was alles behalve begrijpelijk. Uit twee of drie verschillende radioberichten bleek hetzelfde: de zenders moesten hun verstand hebben verloren. Ze hadden zinloze symbolen uitgezonden alsof ze hadden zitten spelen met de technische apparatuur van hun schip. Als kinderen... Ja, dat was het: als kinderen! Maar één bericht leek zinnig. Harm Davis liet het nog eens afdraaien. '... helemaal versuft! Met de mensen is niets meer te beginnen; een half uur geleden vroeg de commandant mij waar de speelwei was. Zijn moeder zou hem gestuurd hebben. Ik ben normaal gebleven en zal proberen het schip in de volgende lineaire etappe te brengen. Ik geloof dat het effect pas is opgetreden toen we terugkwamen in het Einstein-universum. De afstand tot...' 11
Hier eindigde het bericht. Harm Davis dacht het nu iets beter te begrijpen. 'Luister, Ganders, als je nog meer van dit soort berichten hebt gekregen, mogen we aannemen dat het plotselinge intelligentieverlies niet tot Eden V beperkt blijft. Hoe ver was het schip toen je het bericht ontving?' 'Er werden geen coördinaten gegeven, maar ik schat ongeveer vijfhonderd lichtjaren.' 'Vijfhonderd lichtjaren!' Harm Davis schudde zijn hoofd. 'Dat is enorm!' Hij keek Ganders aan. 'En hoe verklaar jij dat je normaal bent gebleven, Ganders?' De radiotechnicus was verlegen. 'Geen verklaring. Ik heb niet het flauwste benul. Ik ben nooit een bijzonder licht geweest, maar ik geloof dat ik nu verstandiger ben dan alle inwoners van Vino-city samen.' 'En hoe staat het met ons?' vroeg Muller, die meegegaan was. 'Waarom zijn wij niet versuft?' Fen Dal keek hem lachend aan. 'Hoe zou je bij jou het verschil kunnen merken,' vroeg hij ironisch. Harm Davis bleef serieus. 'Ook daar zullen we een verklaring voor vinden. Ik vind het belangrijk dat we onmiddellijk naar Quinto-Center vliegen om daar...' Ko-Fo-La, die buiten voor het gebouw in de zon stond om de wacht te houden, kwam het kantoor van Ganders binnen. 'Kom naar buiten!' riep hij tegen zijn vrienden. 'Er komt een hele groep mannen aan. Ze schijnen gewapend te zijn.' Ganders verbleekte. 'Dat zijn plunderaars,' zei hij geschrokken. 'Sinds enige tijd zwerven er bendes door de stad die de winkels beroven. Ze waren al een keer hier maar ik kon ze wegjagen. Hebben jullie wapens?' Harm Davis knikte en haalde de kleine naaldstraler uit zijn zak. 'Kom, Fen, Coal! Terug naar het schip. Muller, neem de geluidsbanden mee. Die zullen we nodig hebben als bewijs.' Toen ze buiten kwamen knipperden ze met hun ogen. De zon stond hoog aan de hemel en verblindde hen. Toen zagen ze de mannen op nog geen tweehonderd meter afstand. Ze liepen in de richting van de Barka, waarvan het luik wijd openstond. Harm Davis en zijn mannen waren even ver van het schip. Om geen verdenking te wekken renden ze niet. Ze liepen naar de Barka en probeerden onopvallend een kleine voorsprong te krijgen. Ganders bleef achter. Al snel zagen ze dat het zo niet zou lukken. De mannen begrepen wat ze van plan waren en verhoogden hun tempo. Ze leken niet dronken te zijn maar ze gedroegen zich niet bijzonder slim als ze tenminste werkelijk van plan waren de Barka te plunderen of ermee weg te vliegen. Harm Davis zei: 'Als we nog langer wachten raken we onze voorsprong kwijt. Vooruit, rennen! Wie het eerst bij het schip is...' Ze begonnen zo plotseling te rennen dat de plunderaars een paar belangrijke seconden verloren. Ze waren nog dertig meter van het schip af toen Harm Davis en de vier anderen de trap opklommen en in de luchtsluis vielen. Een paar slecht gerichte energiestralen troffen de buitenwand van het schip. 'Op jullie posten!' riep Harm Davis en deed het luik dicht. 'We vertrekken meteen, anders vallen er nog doden.' 'Maar niet bij ons!' zei Coal Rider en verdween in de gang die naar de commandocentrale liep. 'Richting Quinto-Center?' Harm Davis kwam hem achterna. 'Koers berekenen, Fen Dal! Zo snel mogelijk!' Toen hij in de gelede stoel zat keek Harm om zich heen. Hij kon de plunderaars niet meer zien, maar via de buitenmicrofoons hoorde hij hun opgewonden stemmen. Resoluut zette Davis de buitenmicrofoons aan. 'Verdwijn, anders gebeuren er ongelukken! We starten binnen een paar seconden en wie in het bereik van de straler staat kan zijn testament wel opmaken. Vooruit, weg jullie!' Een paar van hen volgden zijn raad op maar anderen begonnen te vloeken. Er werden twee of drie energieschoten in de richting van de commandokoepel afgevuurd. Ze richtten geen schade aan. 12
'Dan heb ik liever met dronken mensen te doen,' verzekerde Fen Dal en ging aan het werk terwijl Coal Rider probeerde nog een keer contact met Ganders te krijgen. Harm Davis had geen medelijden meer. Hij wilde voorkomen dat de gekken een belangrijk deel van het schip zouden raken. Langzaam zette hij de motor en het anti-zwaartekrachtveld aan. Het schip zweefde langzaam omhoog. Pas toen zette hij de motoren voluit aan. Met een ruk, die ze niet voelden, stootte de Barka de heldere hemel in. De verraste plunderaars schoten woedend met hun straalgeweren het schip achterna. Een paar van hen rolden over de grond maar ze schenen niet ernstig gewond te zijn. Rider kreeg contact met Ganders. 'Sorry voor dit overhaaste vertrek. Speel je het alleen klaar met die kerels?' 'Maak je geen zorgen, die jaag ik wel weg. De hoofdzaak is dat jullie je basis er van op de hoogte brengen wat hier gebeurt. Er moet iets gebeuren. Ik houd me wel staande. Overigens hebben die knapen de onderkant van jullie schip half weggebrand. Ik hoop dat alles in orde is.' 'Dat hopen wij ook. Nou, veel succes, Ganders.' 'Hetzelfde voor jullie! Veel succes!' Coal Rider bleef bij de ontvanger maar behalve een paar storingsgeluiden kwam er niets meer uit de luidsprekers. In een omtrek van vijfhonderd lichtjaren leek geen enkel schip van de solaire vloot meer te zijn. Fen Dal knikte naar Harm Davis. 'We liggen op de juiste koers, Harm. Over ongeveer tien minuten.' De ster Campbell werd kleiner en Eden V was allang uit het zicht toen de Barka de lichtsnelheid bereikte en in de lineaire ruimte verdween. Ze maakten een sprong van meer dan tweeduizend lichtjaren. Toen de Barka in de lineaire ruimte was gebeurde er iets vreemds. Eerst maakte Harm Davis, die de anderen naar hun hut had gestuurd, iets vreemds mee. Toen hij achter zich een geluid hoorde, lichte voetstappen die naar hem toekwamen, dacht hij dat Fen Dal of Coal Rider iets hadden vergeten en het kwamen ophalen. Maar toen zei een vrouwenstem: 'Word niet kwaad dat ik als verstekeling op het schip zit. Ik kan alles uitleggen.' Het meisje! Natuurlijk, ze waren het meisje helemaal vergeten! Ze was 's nachts aan boord gebleven en de volgende ochtend hadden zij Ganders bezocht. Toen kwam de overval van de bende plunderaars. De overhaaste start. 'Ben je vanmorgen vroeg aan boord gebleven?' 'Nee, kort na jullie verliet ik het schip, maar toen zag ik de plunderaars. Ik vluchtte terug naar het schip en even later kwamen jullie. Voor ik tevoorschijn kon komen startten jullie al. Ik vond het beter Eden te verlaten en met jullie te vluchten. Overigens is nu alles veel duidelijker zon schijnt, als je begrijpt wat ik bedoel.' 'Ga zitten. Hoe heet je?' 'Mira, dat is genoeg. Mijn vader is ... was exporteur.' 'Was?' Ze maakte een vage beweging met haar hand. 'Niemand op Eden is wat hij vroeger was.' Hij keek haar onderzoekend aan. 'Je praat veel verstandiger dan gisteren, Mira. Voel je een verandering? Had die vergelijking met die mist betrekking op je geestelijke toestand? Ik bedoel...' 'Je kunt het gerust zeggen, Davis. Gisteren was ik even suf als iedereen op Eden V, vandaag ben ik weer normaal.' Ze knikte. 'Ja, zo is het precies!' Ze zag er een beetje verbaasd uit. 'Ik kan weer helder denken.' Harm Davis voelde in zichzelf geen verandering, hij was even normaal als altijd. 'Eigenlijk is het tegen de voorschriften een passagier mee te nemen maar ik denk dat ik in dit geval wel een uitzondering kan verantwoorden. Heeft een van mijn mensen je al hier gezien?' 'Nee, ik heb me in het magazijn verstopt.' Harm Davis keek op zijn horloge. 'We blijven nog een uur scheepstijd in de lineaire ruimte. Ik heb een idee. Weet je waar de hutten zijn?' Toen ze dat bevestigde ging hij verder: 'Haal 13
Coal Rider, de radiotechnicus. Zijn naam staat op de deur.' Aarzelend stond ze op. 'Waarom?' Hij glimlachte. 'Maak je geen zorgen. Ik kreeg plotseling een idee. Wat er met jou gebeurt kan ook met onze beste Coal gebeuren. Ik vond hem de laatste tijd een beetje veranderd.' Ze ging weg om Rider te halen. Harm Davis was er niet zeker van of zijn vermoeden klopte; het leek erg fantastisch. Maar het viel niet te ontkennen dat de radiotechnicus zich de laatste tijd steeds vaker kinderachtig gedroeg. Zijn toestand was wel niet versuft te noemen maar het was duidelijk dat zijn plichtsbesef langzaam afzwakte. Dat was overigens ook het geval bij de andere vier mannen die behalve Harm Davis aan boord van de Barka waren. Coal Rider kwam samen met Mira de commandocentrale binnen. 'Nou" moet je eens goed luisteren, Harm, kun je me misschien uitleggen hoe dat meisje aan boord komt? Je weet even goed als ik dat dat verboden is en dat we grote moeilijkheden krijgen als...' 'Houd je even kalm, Coal. Als ik me goed herinner praatte je gisteren heel anders. Gisteren was jij het die het liefste meteen was getrouwd. Je had maling aan alle dienstvoorschriften. En vandaag?' Harm Davis schudde verbaasd zijn hoofd. 'Hoe kan iemand zo snel van houding veranderen?' Coal Rider ging zitten zonder Mira een plaats aan te bieden. 'Wat is er eigenlijk aan de hand?' wilde hij weten. Harm Davis probeerde het hem uit te leggen. Mira ging zitten. 'Alles wijst erop dat het zo is,' besloot Harm Davis. 'Zodra we in de lineaire ruimte zijn gedraag je je zoals altijd normaal en correct, maar nauwelijks zijn we in het normale universum of je wordt lui, onnauwkeurig, lichtzinnig of onlogisch. Met iedere etappe een beetje meer. Heb je daar een verklaring voor, Coal?' 'Nee, Harm. Maar misschien leveren de gebeurtenissen op Eden V ons aanknopingspunten. Bovendien komen we in het bereik van een hyperradiostation als we tweeduizend lichtjaren hebben afgelegd. Misschien horen we dan meer.' 'En jij zult weer een beetje suffer zijn geworden,' zei Harm Davis droogjes tegen hem. Hij keek op zijn horloge. 'Nog dertig minuten, dan weten we het.' De ontvanger van de Barka ving een vloedgolf van hyperimpulsen op. Eerst deed Coal Rider zijn uiterste best om deze te sorteren en te selecteren, maar toen gaf hij het op. Hij keek Harm Davis aan die achter hem stond. 'Onmogelijk, Harm, ze moeten allemaal helemaal gek zijn geworden. Wat is er gebeurd tijdens de maanden dat we weg waren? De hele USO kan zijn verstand toch niet hebben verloren. Zojuist ontving ik Quinto-Center, gebazel zeg ik je, zinloos gebazel als van kleine kinderen. Dan plotseling een heldere en duidelijke weermelding, maar op de verkeerde plaats. Er gaat juist een ander bericht de decodeermachine in. Wacht, zo klaar...' De ongecodeerde tekst zei eenvoudig en zonder omhaal dat niemand meer naar de basis van de USO moest vliegen. Toen werd er in het kort verteld wat er gebeurd was. Dat was bestemd voor mensen die nog niet op de hoogte waren. Coal Rider zette de machine uit. De plotselinge stilte deed de twee mannen goed. 'Man, Harm, je hebt gelijk! We versuffen!' Hij schudde zijn hoofd. 'Maar de man van de USO zei dat het in een keer gebeurt, van het ene ogenblik op het andere. Is dat bij ons misschien het geval? Jij voelt helemaal niets en ik maar weinig. Hoe zit dat dan?' 'Vergeet niet waar we zijn, Coal. De zwerm nadert de zuidkant van de Galaxis en wij zitten aan de noordkant, op een afstand van bijna honderdduizend lichtjaren. Misschien reikt de straling niet zo ver.' 'Toch zouden we dan moeten versuffen, hier en nu!' 14
'Met jou is het ook zo, Coal, ook al gaat het erg langzaam. Ik denk dat het aan Ray-World ligt.' 'Ray-World? De planeet waar we twee maanden geweest zijn?' 'Precies! Vergeet niet dat we de meeste tijd gevechtspakken moesten dragen, zeker de eerste weken. Toen raakten we gewend aan de straling daar, die na een gewenningsproces zeer gezond is. Ik heb een ander vermoeden. Ik denk namelijk dat de hopelijk blijvende uitwerking ervan een totale versuffing bij ons onmogelijk maakt. Dat zou tenminste een verklaring zijn voor het feit dat we onze intelligentie niet verloren toen we in de normale ruimte kwamen.' 'En het meisje Mira? Is die misschien versuft?' 'Nee, evenmin als Ganders. We hebben van het Quinto-Center gehoord dat er overal uitzonderingen voorkomen. Mira is er een van ook al is ze niet helemaal immuun tegen de onbekende invloed van de zwerm.' Harm Davis liep terug naar de commandostoel en ging zitten. 'En wat nu?' vroeg Fen Dal, die tot nu toe niets gezegd had. 'Quinto-Center kunnen we wel vergeten.' 'Tahun!' zei Harm Davis resoluut. 'En voor jullie domme vragen gaan stellen zal ik je meteen uitleggen waarom we naar Tahun gaan. Ik zet de intercom aan, dan kunnen de anderen het ook horen.' Hij drukte op een knop. Er gingen drie beeldschermen aan. 'Ko-Fa-La, Muller en Mira, luister goed. We vliegen naar Tahun, het medische centrum van de USO. Als we ergens hulp en raad kunnen verwachten is het daar. Als er nog normaal gebleven agenten van de USO terugkomen en ergens bij elkaar komen is het op Tahun. We kunnen dus verwachten dat we daar meer gezonde dan zieke mensen aantreffen. Coal Rider, bereken de koers.' Tahun lag op ettelijke duizenden lichtjaren afstand en was met de hyperradio niet te bereiken. Tahun was het medo-centrum van de USO; een wereld waar zieken genazen en herstellenden op krachten kwamen. Er was niemand van de USO die nooit gewenst had naar Tahun gestuurd te worden, al was het maar voor een kleinigheid. Als men de geruchten moest geloven was Tahun het laatste paradijs van de beschaafde wereld. Een planeet die op de Aarde leek maar zonder veel technische installaties. Grote gedeelten ervan waren nog in hun natuurlijke staat. Er stonden enorme hospitaalcomplexen en tussen de bergen, meren en bossen lagen verspreid groepjes bungalows. Het luchtverkeer ging via electrobanen en wie haast had kon een zwever gebruiken. Harm Davis liet zich nu niet door zijn gevoelens leiden. Het was alleen maar logisch dat hij op Tahun hulp en raad verwachtte. Voor zover hij uit de berichten via de hyperradio had kunnen opmaken was dat niet het geval met Quinto-Center. De USO-agent durfde er niet naar te gissen wat er intussen op Aarde was gebeurd. Na nog twee lineaire etappes kwam de Barka in het bereik van de zender van Tahun. Opzettelijk meldde hij zich niet, hij zette de radioapparatuur op ontvangst. Coal Rider had strikte orders zich niet te melden maar hij moest alle binnenkomende berichten decoderen en opslaan. Zijn vermoeden scheen bevestigd te worden. Ze vingen veel verstandige radioberichten op die een globaal beeld gaven van wat er zich op Tahun afspeelde. Zo vreedzaam en normaal als Harm Davis het zich had voorgesteld was het op de hospitaalplaneet niet. Er waren hier wel meer gezonden dan zieken, maar er waren toch altijd vier keer zoveel zieken als vroeger. 'We zullen landen ook al zou er een absoluut landingsverbod gelden.' Harm Davis knikte naar de anderen die intussen ook in de commandocentrale waren gekomen. 'We hebben gewoon geen orders ontvangen, begrijp je Coal? Als we niet op Tahun kunnen landen, waar zouden we dan heen moeten?' 'Terra?' vroeg Muller voorzichtig. 'Waarom vliegen we niet naar Terra?' 'Omdat we weten dat het daar nog erger is. Op onze thuisplaneet heerst absolute chaos. Nee, we landen op Tahun. We zullen wel zien wat er dan gebeurt.' Fen Dal zocht in de 15
geheime gegevens van de USO naar de landingscoördinaten. Met veel overleg koos hij een kleine ruimtehaven ver van de hoofdstad uit. Er lag wel een stad in de buurt maar die was maar klein. Er lag ook een groot ziekenhuis in de buurt, de kosmo-orthopedische afdeling van de USO. Als de gegevens nog klopten heette het hoofd daarvan dr. Truc Rotkel. De Barka verdween opnieuw in de lineaire ruimte en legde de rest van de afstand in een etappe af. Toen begon hij onmiddellijk aan de landingsmanoeuvre. Deze keer bleven de radio-ontvangers uit. 2. Al sinds dagen had niemand zich bekommerd om de prachtige rosa aurea galactica van dr. Rotkel. Vertrapt door rondlopende patiënten boden zij zo'n treurige aanblik dat het leek alsof de moeizaam gekweekte wonderrozen ook door de versuffing waren getroffen. Het was Rotkels hobby rozen te kweken, natuurlijk alleen maar heel bijzondere en unieke soorten. Hij kruiste ze volgens een bepaald schema dat hij zelf had gemaakt. Iedere vrije minuut bracht hij door bij zijn bloemen. Het vervelende was dat hij de laatste dagen en weken geen vrije minuten meer had gehad. Alle afdelingen van het kosmo-orthopedische ziekenhuis waren overbezet. Oorspronkelijk gebouwd voor drieduizend patiënten, waren er nu negenduizend in dit enorme complex. De meeste lagen op noodbedden of zelfs op de grond. Alleen ernstige gevallen waren ondergebracht in de daarvoor bestemde vertrekken. Truc Rotkel was vierenvijftig jaar, had een kaal hoofd met een krans dunne haren, blauwe ogen en een massieve gestalte. Het was algemeen bekend dat hij geen drank kon verdragen. Omdat hij zijn zorgen met een flinke slok wilde verdringen gebeurde het steeds weer dat zijn cholerische karaktereigenschappen naar boven kwamen. Dan was het het beste uit zijn buurt te blijven, zo mogelijk meteen maar op een andere planeet. Maar zijn personeel kon natuurlijk niet gewoon weglopen als hij een woedeaanval kreeg. Omdat ze hem kenden, waarschijnlijk beter dan hij zichzelf, hadden ze al gauw ontdekt hoe ze zich in zulke gevallen moesten gedragen. Rustig blijven zitten en luisteren, af en toe vol begrip en een beetje bedroefd knikken als de dikke, zoals hij stiekem werd genoemd, zijn psychologische wijsheden spuide, die wel goed klonken maar gegarandeerd niet klopten. Naast het kweken van rozen was psychologie de tweede hobby van Rotkel. Hij verkondigde zeer populaire theorieën, die helaas niet altijd juist waren en het was dan ook geen wonder dat zijn analyses vaak niet klopten. Hij vertelde ze in het bijzonder aan mensen die ze helemaal niet wilden horen. Er deden een massa geruchten over de chef de clinique de ronde. Ze waren niet allemaal even vrolijk. Zo werden er bijvoorbeeld vaak opmerkingen gemaakt over zijn legendarische gierigheid, die hij het liefst op zeer ongelegen ogenblikken demonstreerde. Er waren mensen die serieus beweerden dat hij maar zelden op zijn horloge keek omdat hij bang was dat de wijzers dan eerder zouden verslijten. Een van zijn assistenten had hem vanwege zijn figuur eens een 'zak vol oesters met een touwtje er om heen' genoemd. Dat was natuurlijk een schaamteloze overdrijving. De jonge assistent had er zwaar voor moeten boeten. Hij werd ontslagen. En tenslotte had Rotkel nog een derde hobby en die hobby heette Gesine. Uiterlijk deed Gesine denken aan een Terraanse dwergkoe. Ze had een brede kop met twee grote, oneindig droeve ogen. Haar lange wimpers zouden een filmster goed gestaan hebben en inderdaad scheen Gesine plankenkoorts te hebben want haar wimpers trilden voortdurend angstig zodat een argeloze toeschouwer de indruk kon krijgen dat de vreemde koe vertrouwelijk naar hem knipoogde. Ze had een lange, zeer beweeglijke staart. Ze kon er 16
tekens mee geven en soms vormde ze er zelfs duidelijk leesbare letters mee. Dat gebeurde als ze iets duidelijk wilde maken of als iemand de fijne nuances van haar melancholieke stemmingen niet goed kon interpreteren. Gesine had grote, dunne gekreukelde oren. Als dr. Rotkel op haar schold, legde ze deze vol schaamte voor haar ogen. De cholericus hield dan onmiddellijk op met zijn strafpreken en begon het arme dier te strelen. Dat Gesine drie kunstpoten had, dankte ze alleen aan de medische vaardigheid van haar heer en gebieder. Ruimtevaarders hadden haar eens meegebracht van haar eigen planeet omdat ze dachten dat juist de oneindige treurigheid van de koe de arme zieken op Tahun kon opvrolijken. De ervaring had geleerd dat dit absurde idee juist was. Voor dr. Truc Rotkel was Gesine, toen ze op Tahun aankwam, zoiets als een openbaring. Hij koos onmiddellijk voor haar en sloot haar in zijn hart. Als Gesine zich opwond - en dat was vaak het geval -, of als ze droevig was - wat niet minder vaak voorkwam - kwam er uit klieren opzij van haar nek een heldere aromatische vloeistof waarvan Rotkel het doel tot nu toe nog niet had begrepen. Omdat deze vloeistof vastplakte aan haar zijdeachtige vel rook Gesine dagenlang naar de welriekende sporen van haar droefheid. Op die dag had de hoofdarts het leidinggevende personeel in de vergaderzaal van de kliniek bij elkaar geroepen om de situatie op de verschillende afdelingen te bespreken. De zaal lag gelijkvloers in het hoofdgebouw waar een prachtig park omheen lag. Met een blik door het raam overtuigde Rotkel zich ervan dat Gesine in de buurt was! Ze graasde op het gazon en niemand had daar last van. Niet alleen Rotkel hield van de vreemde koe. Iedereen hield van haar. Hoofdzuster Merceile kreeg van Rotkel verlof om met de ingekomen berichten te beginnen. Merceile, die na haar genezing op Tahun was gebleven, nam geen blad voor de mond. Ze maakte zich zorgen over de onhandelbare patiënten, die ten prooi waren gevallen aan de versuffing en nauwelijks in toom konden worden gehouden. Ze stelde voor ernstige gevallen te isoleren en te laten verzorgen door mannelijke verplegers. Dag en nacht waren de verpleegsters op de been. Ze konden nauwelijks slapen omdat ze voortdurend moesten opletten dat de patiënten hun bedden niet verlieten om er vandoor te gaan. In andere hospitalen was het al tot regelrechte opstanden gekomen en Merceile beweerde met klem dat dit hier ieder ogenblik ook kon gebeuren. Rotkel wist dat zelf ook wel maar hij dacht dat hij het in zijn positie van hoofdarts niet kon verantwoorden een ondergeschikte gelijk te geven. Dus uit principe en niet uit overtuiging sprak hij Merceile tegen en hij probeerde de gecompliceerde situatie te bagatelliseren. Het was maar goed dat alle aanwezigen precies wisten wat hij werkelijk dacht. Ze wisten ook dat hij ondanks zijn tegenargumenten alles zou doen om aan tenminste de helft van de ingebrachte bezwaren tegemoet te komen. Als dat gebeurd was zou hij bij de volgende bespreking de aandacht vestigen op het succes van zijn maatregelen en bescheiden de dank voor zijn inzet in ontvangst nemen. Want na zo lange tijd wist niemand precies meer wie oorspronkelijk het voorstel tot de verbetering had gedaan. 'Overdrijf nu alsjeblieft niet, Merceile. Ik weet hoe moeilijk jullie het hebben, maar wat kan ik daar aan doen? We krijgen niet meer personeel en elke dag komen er meer patiënten. We moeten proberen het klaar te spelen. Gebruik meer robots en doe 's nachts de deuren van de ziekenzalen op slot. Voor de ramen kunnen robotbewakers worden geplaatst, maar om eerlijk te zijn, ik geloof niet in een opstand of dergelijke onzin. Die knapen zijn blij als ze in bed kunnen liggen en niets hoeven uit te voeren. Dat was natuurlijk niet zijn echte mening, maar volgens hem was het absoluut verkeerd iemand anders bij te vallen. Hij dacht dat dat zijn autoriteit zou ondergraven. Zijn pseudo-psychologische interesse dwong hem tot dit gedrag. 17
Gelukkig wisten zijn medewerkers dat. De eerste hoofdarts dr. IUiw Ztlow schraapte zijn keel. Hij had allang, maar zonder veel succes, een oogje op de knappe hoofdverpleegster. Waar het mogelijk was hielp hij haar in haar uitzichtloze strijd tegen de ingeslepen gewoonten van de baas. 'Dokter, u moet inzien dat de toestand speciaal voor een vrouw bijzonder moeilijk is. Waarom neemt u niet meer verplegend personeel. Robots alleen zijn niet voldoende. De zieken willen mensen om zich heen hebben. Optimistische en geen vermoeide mensen. Geen zielloze robots. Ik heb zelf gisteren in de benenafdeling een paleisrevolutie meegemaakt. Die knapen hadden nauwelijks hun prothesen of ze wilden dadelijk gaan lopen. Ze houden het niet uit in bed en willen spelen. Ja, u hebt het goed verstaan, spelen! Op de speelplaats.' 'Dat is toch begrijpelijk,' antwoordde Rotkel die hier een mooie kans zag om zijn wijsheden te spuien. 'Die arme kerels zitten totaal klem. Tot nu toe waren ze gezond en intelligent en nu hebben ze in een keer een of twee benen verloren en zijn versuft. Dat moeten ze afreageren.' 'In de klem!' Ztlow snoof als een walrus. 'Dat is toch klinkklare onzin, dokter. U kunt toch niet alles met uw psychologie verklaren! Weet u overigens dat er in onze kliniek ook mensen liggen die niets met orthopedie te maken hebben? We hebben zelfs versuften zonder lichamelijke klachten. Waarom worden deze mensen niet naar herstellingscentra gebracht waar ze de hele dag piraatje en ruimtepolitie in het bos kunnen spelen zonder dat ze iemand storen?' Truc Rotkel gaf geen antwoord. Het was een tijdje stil in het vertrek, iedereen scheen met zijn eigen gedachten bezig te zijn. Plotseling viel de tweede hoofdarts LeFink iets op. Hij keek naar de chef de clinique, wiens grote blauwe waterige ogen nog groter geworden leken te zijn. Hij keek uit het raam naar het park. Dat was niet ongewoon want ze wisten allemaal dat hij af en toe Gesine controleerde die buiten graasde. LeFink volgde de blik van zijn baas en ook hij zag Gesine. Maar Gesine graasde niet, tenminste niet op het gazon. Ze stond met alle vier haar poten in een pijnlijk goedverzorgd rozentuintje van dr. Rotkel. Gesine was juist bezig de laatste nog bloeiende rosa aurea galactica met veel smaak op te eten. Daarbij vormde haar staart een figuur dat onmiskenbaar broederschap en vrede symboliseerde. Niemand zei iets, ze keken allemaal naar Rotkel, die er lang voor nodig had om te verwerken wat hij zag. Zijn Gesine! Ze at zijn rozen op! En dat met een rust en vanzelfsprekendheid die meer dan shockerend waren. Maar na twee minuten kwam de vulkaan tot uitbarsting. Alle onderdrukte gevoelens kwamen in een keer naar buiten. Brullend sprong hij op, gooide zijn stoel om en rende naar de deur. Buiten op de gang zag hij eruit als een stoomwals die alles verplettert wat op zijn weg komt. Merceile, LeFink en Ztlow renden naar het raam om niets van het schouwspel te missen. Het duurde niet lang of de dikke verscheen in de voortuin en rende naar het bed met rozen. Hij brulde nog steeds. In het hoofdgebouw gingen enkele ramen open. Blijkbaar dacht men aan een luchtalarm en menige verpleegster voelde zich opgelucht toen ze Rotkel zag die probeerde het overschot van zijn kostbare bloemen te redden. Gesine hield op met eten. Gesine stond wijd poots en met oneindig droeve ogen naar haar heer en meester te kijken. De krulling ging uit de staart en deze hing nu slap omlaag tot vlak boven de opgewoelde aarde. Nog kauwde Gesine genietend, maar haar oren begonnen zich al te ontvouwen. De koe wist wat er ging komen en als ze nu vol schaamte de ogen met haar oren bedekte, bereikte ze twee dingen tegelijk: ze kon niet meer zien en de stem van Rotkel niet meer horen. En ten derde zag ze er dan zeer berouwvol uit. Rotkel begon af te remmen omdat hij anders aan de andere kant het park uitgeschoten zou zijn. Een paar meter voor Gesine kwam hij tot stilstand. Zijn woede smolt meteen weg. In 18
plaats daarvan werd hij gegrepen door zelfbeklag en was hij oprecht begaan met zijn hulpeloze beschermelingen waarbij, na rijp overleg, natuurlijk ook Gesine hoorde. Verbijsterd zagen Merceile, LeFink en Ztlow dat hun baas de verraste koe plotseling om de hals viel en zijn knalrode gezicht in de vacht begroef. LeFink zakte kreunend in een stoel. 'Dat houd ik niet meer uit! Zojuist dacht ik nog dat hij haar zou slaan en nu kust hij dat stuk vee! Kan iemand mij dat uitleggen?' Merceile ging ook zitten maar Ztlow bleef bij het raam staan. 'Ik geloof dat ik de dikke begrijp,' zei ze. 'Zijn liefde is verdeeld tussen Gesine en zijn rozen. Door Gesine is hij zijn rozen kwijtgeraakt maar haar heeft hij nog! Zou hij door kwaad te worden haar ook nog verliezen? Nee, nee, en nog eens nee. Dus is zijn gedrag zeer logisch ook al lijkt dit op het eerste gezicht heel gek.' LeFink zuchtte diep en zei: 'Merceile, je begint je de filosofie van de dikke al aardig eigen te maken. Maar misschien heb je gelijk.' 'En of ze gelijk heeft!' Ztlow ging ook weer zitten. Niemand had hen gezegd dat de bespreking al afgelopen was. 'En die dikke heeft ook gelijk. Als hij de koe had geslagen zouden wij en de patiënten hem dat zeer kwalijk hebben genomen. Dat heeft hij zich tijdens zijn run goed gerealiseerd. Ik zou Gesine ook niet kunnen slaan.' 'Ook niet,' vroeg LeFink met bijtende ironie, 'als je lievelingsplanten door Merceile werden afgeknabbeld?' ZtLow werd knalrood terwijl het bekje van Merceile lichtroze werd. Ze lachte. 'Hoor eens, LeFink, je weet net zo goed als ik dat Illiw en ik alleen maar goede vrienden zijn en meer niet. Voor mij is er maar een man en dat is Roy Danton! En wat jou betreft, beste vriend, al was je de laatste man op Tahun, dan zou ik nog...' Helaas kregen ze nooit te horen wat ze dan zou. Truc Rotkel kwam terug. Zacht deed hij de deur achter zich dicht, knikte vriendelijk naar de arts en Merceile, liep naar zijn stoel en ging zitten. Hij glimlachte vol innerlijke vrede. 'Zo, waar waren we gebleven?' Ztlow, LeFink en Merceile keken uit het raam. Gesine was met opgevouwen oren en treurige ogen bezig naar de laatste overgebleven rozen in het voortuintje te zoeken. Je kon onmiddellijk zien hoezeer haar dat zelf aan het hart ging. Zonder zich aangekondigd te hebben, landde de Barka midden in het park van de kosmoorthopedische kliniek van dr. Truc Rotkel. Gesine rende verschrikt weg en raakte verward in een jungle van brosalstruiken die alleen maar op moerassig terrein groeien. In ieder geval lukte het haar na een tijdje zich te oriënteren. Toen keek ze vanuit een veilige plaats tussen de struiken wat er verder gebeurde. Een keer in haar leven was ze in de buurt gekomen van een landend schip en dat had haar drie poten gekost. Dat vond ze wel genoeg. Het discusvormige schip zag er niet bepaald uit alsof het van een vakantiereis terugkwam. De onderkant was zwart verbrand en gedeeltelijk gesmolten. Een telescopische landingspoot was verbogen. Het luik bleef gesloten. Vanuit het kantoorgebouw ging er een officier met een groep robots heen. Er was niet veel personeel meer, maar gelukkig waren er nog genoeg robots zonder biopositronisch brein. Die functioneerden nog altijd prima, bij hen was er niets veranderd. De officier, van wie niemand wist waarom hij ook niet versuft was, bleef op eerbiedige afstand. Zijn robots verspreidden zich en stelden zich op om het onwettig gelande ruimteschip. De officier probeerde via de radio met de commandant contact op te nemen. 'Meldt u zich alstublieft! Hoe komt u erbij om zonder verlof te landen. Vlak bij de ruimtehaven.' Tot zijn verbazing kreeg hij meteen contact. 'Hier spreekt Harm Davis, USO-specialist en commandant van de Barka. Mag ik u achteraf om landingsverlof vragen?' 19
'Achteraf... ?' De officier was kwaad. 'Hoe stelt u zich dat voor? Denkt u dat ik zulke volmachten heb? Ik ben alleen verantwoordelijk voor de veiligheid van de kliniek en...' 'Kliniek? Goed, haalt u dan de directeur van de kliniek. We willen met hem spreken.' 'We zijn overbezet. Als u dus meent dat u kunt...' 'We menen helemaal niets, en overigens zijn wij relatief gezond en normaal. Kunnen we dus met de directeur spreken? We zullen alles uitleggen.' 'Goed, ik zal het in orde brengen. Blijft u in het schip. We hebben strenge quarantainevoorschriften.' 'Goed. Voor mijn part kunt u ook robots als bewakers achterlaten.' 'Dat gebeurt toch al.' De officier verbrak de verbinding en ging op zoek naar de directeur van de kliniek om hem op de hoogte te brengen van deze ongewone gebeurtenis. Hij liet de robots achter. Ze hadden opdracht ervoor te zorgen dat niemand het schip verliet. Merceile zat weer in haar kantoor te wachten tot een van de zieken belde. De bespreking had zoals gewoonlijk niets nieuws opgeleverd. Op dr. Ztlow en dr. LeFlink viel te rekenen, op de directeur maar af en toe. Dat was begrijpelijk want hij moest zich naar twee kanten tegelijk indekken. Roi Danton! Haar gedachten cirkelden bijna altijd om de zoon van Rhodan die zij met haar hele hart liefhad. Zij wist dat haar liefde werd beantwoord. Haar gevoelens voor Ovaron, de Ganjo, waren verbleekt. Nu was het Roi Danton en hij was ook bij haar als hij op een afstand van lichtjaren zijn plicht deed. Nu was hij op Olympus, de handelsplaneet van de galactis. Hij stelde daar orde op zaken en probeerde ervoor te zorgen dat het handelsverkeer weer op gang kwam. Anson Argyris, de veelzijdige robot, hielp hem daarbij. De afgelopen jaren waren mooi geweest, hoewel de onzekerheid over het lot van Rhodan op iedereen drukte. Maar een halfjaar voordat Rhodan uit Gruelfin terugkwam dook het ongrijpbare gevaar van de versuffing op. Merceile glimlachte toen ze aan de afgelopen jaren dacht. Truc Rotkel had haar onmiddellijk verlof gegeven toen Roi Danton met zijn privéjacht landde. Niemand wist waar ze hun vakantieweken doorbrachten, maar toen Merceile terugkwam stortte ze zich met vuur op haar werk. De directeur had geen reden om over haar te klagen. Maar dat was nu allemaal anders. Er was een ramp over de melkweg gekomen. Merceile zuchtte toen een totaal uitgeputte verpleegster haar kantoor binnenkwam en zich in de dichtstbijzijnde stoel liet vallen. 'Zuster, ik houd het niet meer uit!' Merceile aaide over haar haren. 'Miram, ga naar je kamer en slaap een tijdje. Intussen let ik wel op je afdeling. Wat is er gebeurd?' 'Die kerels!' Ze trok haar uniform recht en bracht haar haar in orde. 'Nauwelijks kunnen ze zich weer bewegen of ze worden lastig. Bovendien zijn ze totaal versuft!' Merceile knikte. 'Dat is het hem net, beste Miram. Hoe versufter een man is hoe duidelijker zijn sexuele verlangens aan de oppervlakte komen. Nee, begrijp me niet verkeerd. Een gezond sexueel gevoel is prima. Wat ik bedoel is dit: Het verstand vormt een natuurlijke barrière die voorkomt dat de man ieder vrouwelijk wezen lastig valt. Deze mannen zijn een groot gedeelte van hun intelligentie verloren en ze nemen aan dat hun galanterie op prijs wordt gesteld. Ga er niet op in, dat is het beste wat ik je kan aanraden. Reageer op geen enkele toenaderingspoging, dan houden ze wel op.' De zuster knikte. 'Dat probeer ik ook. Maar de mannen worden gewelddadig. Als ik geen robots bij me had zou ik de ziekenzaal niet meer binnengaan.' Plotseling kraakte de intercom. Ze hoorden een stem:
20
'Attentie, dr. Rotkel. Dr. Rotkel wordt verzocht zich meteen in verbinding te stellen met de hoofdwacht.' Merceile wachtte op de bevestiging van Rotkel maar de chef liet dit keer niets van zich horen. Hij moest de radio-omroep niet hebben gehoord. Merceile wist niet wat er was gebeurd maar de hoofdwacht zou Rotkel alleen maar oproepen als er een heel speciale reden voor was. Weer een opstand van de zieken? Toen de oproep herhaald werd zette ze haar eigen zender aan. 'Hier Merceile, hoofdverpleegster. Heeft dr. Rotkel zich nog niet gemeld?' 'Nee, het is dringend. Weet u waar hij is?' 'Misschien buiten in het park bij Gesine.' 'De koe is er wel maar de chef niet. Kunt u proberen hem te vinden? In het park is een klein ruimteschip geland. We willen orders van Rotkel.' Merceile dacht even dat het Roi zou kunnen zijn, maar toen wist ze dat dit onzin was. Roi zou zich gemeld hebben. Misschien waren het zieken, versuften die bescherming zochten. Als Rotkel er niet was moesten Ztlow of LeFlink de verantwoordelijkheid op zich nemen. 'Miram, blijf alsjeblieft hier om mij te vervangen. Ik ga me met de zaak bemoeien.' Ze verliet haar kantoor en holde zo snel mogelijk naar de privévertrekken van dr. Rotkel. Natuurlijk was daar ook een intercomaansluiting, maar als de directeur zijn middagdutje deed - wat op ieder moment van de dag kon gebeuren - zette hij het apparaat gewoonlijk uit. Hij wilde dan niet gestoord worden. Voor ze Ztlow en LeFlink op de hoogte bracht moest ze zich ervan overtuigen dat Rotkel niet in de kliniek was. Het was best mogelijk dat hij voor dringende zaken naar de hoofdstad was gevlogen zonder dat iemand te vertellen. De directeur was er niet. LeFlink en Ztlow waren bezig met hun levensbelangrijke operaties, hoorde ze en konden dus niet komen. Omdat Merceile de volgende belangrijke persoon van het hospitaal was, kon ze niets anders doen dan zichzelf met deze zaak bemoeien, hoewel ze zeker wist geen definitieve beslissing te kunnen nemen voor Rotkel er was. Bij de deur kwam ze de bewakingsofficier tegen. Buiten in het park, waar Gesine altijd graast, zagen ze het ruimteschip. Het arme dier zou wel een stuip van schrik hebben gekregen. Terwijl ze naar het park liep vertelde de officier haar over het korte gesprek dat hij met de commandant van het schip had gehad. Merceile schudde haar hoofd. 'USO-specialist Harm Davis? Ik heb die naam al eens eerder gehoord. Misschien heeft Roi hem eens genoemd. Nu, we zullen wel zien wat hij van ons wil. In ieder geval zijn alle bedden bezet.' 'Dat zei ik ook al tegen hem, maar hij zei dat er niemand aan boord ziek was. Zeer vreemd, vind je niet?' 'Dat is het zeker.' Ze kwamen bij het park en toen bij de open plek waar het discusvormige schip stond te wachten. Er stonden bewakingsrobots omheen. 'Een oude Gazelle, moet je dat zien!' Het luik stond open. In de opening stond een man met het uniform van de USO. Hij zwaaide vriendelijk naar hen. Maar omdat de afstand nog te groot was sprak hij met hen via de radio. Hij herhaalde zijn naam en die van het schip en verzocht nogmaals om landingsverlof. 'Wie is er behalve u nog aan boord', vroeg Merceile nadat ze zich had voorgesteld. 'Vier bemanningsleden en een passagier, allemaal gezond.' 'Gezond?' 'Betrekkelijk gezond, beter gezegd. Mijn mannen versuffen langzaam en in fases. Misschien is het interessant voor u de reden daarvan te ontdekken.' 'U kunt uit het schip komen', zei Merceile na even nagedacht te hebben. 'We moeten ons wel houden aan de strenge quarantainevoorschriften. Zodra deze procedure achter de rug is 21
wordt het schip doorzocht. U zult in het schip moeten wonen tot u weer startverlof krijgt, want we hebben geen plaats meer.' 'Voorlopig denken we niet aan vertrekken. We moeten de gevolmachtigde van de USO spreken en hem verslag uitbrengen. We hadden een belangrijke opdracht en zijn lang weggeweest.' 'De directeur zal eerst met u moeten spreken. Hij is naar de hoofdstad en komt vandaag nog terug.' Omringd door de nodige veiligheidsmaatregelen, kwamen Harm Davis, Fen Dal, Coal Rider, Ko-Fo-La en Muller uit het schip. Ze werden gevolgd door een schuchtere Mira, die de toenemende versuffing bij zichzelf voelde, maar er niets tegen kon doen. Het leek of de ene herinnering na de andere verdween. Merceile trok haar wenkbrauwen op toen het meisje tegen haar knikte en doorliep. Ze ging naast haar lopen. 'U bent waarschijnlijk de passagier waarover de commandant het had?' Mira gaf haar bereidwillig antwoord. Ze was nog niet alles vergeten. Ze vertelde wat er op Eden V was gebeurd. Langzamerhand begon Merceile te begrijpen waarom Harm Davis hierheen was gekomen. De beslissing was aan dr. Rotkel, wiens Gesine met droevige ogen aan de rand van de open plek stond en het gebeuren vol medeleven volgde. Mira zag het dier en zei tegen Merceile: 'Een koe? Zijn hier nog koeien?' Merceile lachte geamuseerd. 'Dit is geen gewone koe', legde ze uit. 'Vroeg of laat zul je daar nog wel achter komen...' 3. Rotkel schraapte zijn keel toen de vijf mannen en Mira de volgende dag zijn kantoor binnenkwamen. Hij bekeek hen aandachtig en stelde met een terzakekundige blik vast dat Harm Davis degene was met wie hij kon praten. 'Gaat u zitten. Ik hoorde al van uw landing voor ik naar het hospitaal terugkwam. Ik ben dus enigszins op de hoogte. Uw meerdere in de stad gaf mij volmacht met u te praten. U kunt dus openlijk met mij spreken, mijnheer Davis. Daarna zal ik beslissen of u kunt blijven. Eerst een vraag: Waarom kwam u naar Tahun?' 'Op Quinto-Center schijnt de hel losgebroken te zijn, dr. Rotkel. Als ik de radioberichten moet geloven zijn er daar nauwelijks nog normale mensen. Ik dacht dat het hier beter zou zijn.' 'Dat is betrekkelijk. Op Tahun landen dagelijks transportschepen met versuften maar ook met zwaargewonden en zieken. De paradijselijke tijden zijn voorbij. Zeker, er zijn hier meer normale mensen dan ergens anders, maar ook meer versuften, ik noem hen overigens eenvoudig "aangetasten". Op Tahun heerst chaos die we voorlopig niet kunnen overzien en onder controle krijgen. Ik heb er geen bezwaar tegen dat u hier blijft. U kunt in uw schip wonen, maar u wordt geobserveerd. Merceile zal me op de hoogte houden. Ik neem aan dat het noordelijke gebied van de Galaxis zo door de AI-Golf is getroffen dat uw mannen maar een beetje zijn aangetast. Ook het meisje Mira is niet in een keer versuft. Een gedeelte van haar hersens functioneert prima.' 'Ik moet zo snel mogelijk met het hoofdkwartier op Terra of Quinto-Center spreken. Mijn opdracht was geheim en het is mij niet toegestaan met een gewone gevolmachtigde van de USO over details te spreken.' 'We leven onder abnormale omstandigheden, mijnheer Davis.' 'Toch sta ik er op bepaalde dingen niet met u te hoeven bespreken. Ik wacht daar even mee. Ik verzoek u om asiel, dat is alles.' 'Dat is u toegestaan, vriend. U kunt blijven zolang u wilt. Maar vergeet niet dat het park van mij en van Gesine is. Denkt u daar alstublieft aan als u het schip verlaat.' Harm Davis dacht dat hij het niet goed verstaan had. 'Gesine? Wat is dat?' Rotkel leek geschokt dat iemand Gesine niet kende. Het meisje Mira deed een stap naar voren. Ze had Gesine gisteren gezien en was dat niet vergeten. 'Gesine is een koe. Ze is van de directeur van de kliniek en mag in het park grazen. Voor zover ik het heb begrepen mag zij alles wat eigenlijk verboden is.' 22
Rotkel keek haar verwijtend aan. 'Gesine is geen gewone koe. Ze is een sensitief, gevoelig en naar mijn mening intelligent wezen dat al onze liefde nodig heeft om te kunnen leven. U hebt haar zelf gezien. Ze staat onder mijn speciale bescherming. Let u daarop.' 'Niemand zal uw koe melken of iets anders met haar doen', stelde Harm Davis hem gerust. 'We zullen u niet lastig vallen en vragen u ons meteen op de hoogte te brengen als er een hogere officier of gevolmachtigde van de USO op Tahun zou landen. Kan ik daar van op aan?' 'Dat kunt u', zei Rotkel. De USO-specialist Derek Kandis was zijn spraak verloren toen hij van de gekoloniseerde planeet Shade III vluchtte en de versufte en agressieve kolonisten gewelddadig dreigden te worden. Zijn strottenhoofd was getroffen door een steen en zijn eigen mensen hadden zijn leven gered. Het kleine schip startte automatisch en toen hij in de lineaire ruimte kwam kon hij weer helder denken. Toen hij in de normale ruimte terugkwam versufte Derek Kandis enigszins, maar niet zo erg als de andere bemanningsleden. Hij was in ieder geval in staat om naar Tahun te vliegen en daar te landen. Omdat hij op het laatste ogenblik op Shade III zwaar aan zijn voet gewond werd, werd hij naar de kliniek van Rotkel gebracht en van de andere bemanningsleden gescheiden. Hij had een paar keer geprobeerd door middel van de verpleegsters contact met de USO-afdeling op Tahun op te nemen, maar zijn poging mislukte omdat hij niet kon praten en omdat de mensen waarmee hij contact wilde opnemen versuft waren. Zelfs Rotkel reageerde niet op de vertwijfelde tekens die hij met handen en voeten probeerde te geven. Al dagen lag Derek Kandis onder invloed van een sterk pijnstillend middel in een soort halfslaap, waaruit hij steeds kort werd gewekt als hij werd gevoed. Zuster Kunigunde was nooit een bijzonder licht geweest maar zelfs nu ze 'licht aangetast' was, zoals Rotkel het uitdrukte, was ze nog altijd als verpleegster te gebruiken. In ieder geval begreep ze de gebaren van Derek Kandis verkeerd en ze dacht steeds dat hij haar oneerbare voorstellen deed. Dat was ook de reden waarom ze niet inging op zijn pogingen om iets uit te leggen. Rotkel hoorde niets van dit alles omdat hij bij zijn snelle visites alleen de ernstigste gevallen bezocht. Nadat Kunigunde Merceile over hem had verteld overtuigde deze zich er een of twee keer van dat er geen reden tot bezorgdheid was. Ze schreef nog meer pijnstillende middelen voor en was van plan de operatie eerder dan gepland te laten plaatsvinden en het er over te hebben met de directeur. Derek Kandis wist niet hoeveel er op Tahun en op andere planeten bekend was over de zwerm. Maar een ding wist hij zeker: het verschrikkelijke gevaar naderde Quinto-Center vanaf de zuidkant van de Galaxis en als er niets werd ondernomen was het geheime hoofdkwartier van de USO verloren. Kon hij zijn bed maar uit! Wist hij tenminste maar waarheen ze zijn eigen bemanningsleden hadden gebracht. Toch niet iedereen van hen zou zo versuft zijn dat niemand iets kon vertellen over de gevaarlijke situatie. Bij de huidige toestand op Tahun was het geen wonder dat men hem hier in zijn ziekbed bijna vergat. Had hij maar een stuk papier! Kunigunde liep naar zijn bed en keek wat bangelijk naar hem. Toen hij zijn ogen opendeed en haar aankeek week ze geschrokken achteruit. Hij probeerde te glimlachen maar het werd alleen maar een vertrokken grijns, waardoor Kunigunde nog banger werd. 'Rustig blijven, mijnheer Kandis. U wordt binnenkort geopereerd en dan kunt u weer praten. Wat uw been betreft... Derek Kandis maakte schrijfbewegingen met zijn rechterhand maar weer begreep Kunigunde hem helemaal verkeerd. 'Poeh!' zei ze kwaad. 'U moest zich schamen! Ik zal het melden aan de hoofdzuster!' Beledigd liep ze weg. Ze liet een wanhopige Derek Kandis achter. 23
Zuster Kunigunde kwam door haar overhaaste vlucht van de regen in de drup. Het was nacht en ze had wacht in de herstelafdeling. In gescheiden zalen lagen mannen en vrouwen, die onder normale omstandigheden allang genezen zouden zijn verklaard. Maar hier werden ze nog in observatie gehouden want niemand kon iets beginnen met de vaak totaal versufte mensen, in vergelijking waarmee zuster Kunigunde als een 'genie' kon worden gezien, zoals Rotkel eens beweerde. Toen ze de mannenzaal binnenging werd ze van achteren aangevallen en op een bed gegooid. Men boeide haar, deed haar een prop in de mond en toen kwamen ze in een kring om haar heen staan. 'Nu moet je eens goed luisteren, zuster', zei de woordvoerder tegen haar. 'We verlaten nu dit verdomde ziekenhuis en gaan Gesine slachten zodat we eindelijk eens vers vlees krijgen. Dan is dat Rotkeitje aan de beurt - nee, maar je geen zorgen, hem gaan we niet opeten! We willen hem alleen maar een pak slaag geven.' Kunigunde begreep dat ze met Rotkeitje de directeur bedoelden. Ze begon met haar benen te trappen, maar kwam niet los omdat ze haar vakkundig geboeid hadden. 'Laat dat', werd er tegen haar gezegd. 'Je blijft hier rustig liggen en niemand zal je iets doen. Alleen als je moeilijkheden maakt krijg je ook een pak slaag. Is dat duidelijk?' Ze knikte. In stilte besloot ze een heldendaad te verrichten zodra ze daartoe de kans kreeg. Zonder iets te kunnen doen zag ze dat een paar mannen de zaal molesteerden om zichzelf wapens te verschaffen. Voorzien van stoel- en tafelpoten verlieten ze de zaal. Kunigunde bleef achter met haar droevige gedachten. Bijna werd de opstand te laat opgemerkt. Buiten op de gang kwamen de mannen samen met andere patiënten. In optocht liepen ze verder tot ze bij de uitgang van de afdeling voor herstellenden kwamen. De zendantenne van de bewakingsrobot werd met een krachtige slag buiten werking gesteld en toen sloegen ze zo lang op de robot dat hij zich niet meer kon bewegen. Ze lieten de verkreukelde bewaker achter en verlieten het gebouw. Voor hen lag het park en de vrijheid. Niemand zou ooit kunnen begrijpen welke vrijheid deze meelijwekkende mensen eigenlijk bedoelden. Op Tahun was er geen vrijheid meer in de oorspronkelijke betekenis van het woord. Sinds de AIGolf was die nergens meer. De paar normaal gebleven mensen probeerden met alle middelen de zaken draaiende te houden en daarvoor was nodig dat ze de versuften in bedwang hielden. Het was zuiver toeval dat de uitgebroken patiënten in dat deel van het park kwamen waar de Barka was geland. Ze wisten daar natuurlijk niets van. Ze wisten alleen dat Gesine daar meestal was. En Gesine was er! Ze was de hele dag in de buurt van het schip gebleven. Mira had zich vol toewijding beziggehouden met het droevige dier en het zelfs eten gegeven. De vreemde koe had het geconcentreerde voedsel niet smakelijk gevonden maar ze wilde het aardige meisje niet beledigen. Dus at ze en nam de daarop volgende ingewandstoornissen op de koop toe. De sporen van deze lichte darmstoornis waren overal op de wei te vinden. Niet ver van de Barka vond ze een zacht plekje waar ze ging liggen om te slapen. Ze had vandaag haar 'dikke' niet meer gezien maar dat kwam wel vaker voor. Gesine was heel zelfstandig en gewend om alleen te zijn. Ze sliep diep en vast. Maar Muller, de kok van de Barka, sliep niet zo vast. Hij had urenlang in bed liggen woelen en was toen opgestaan om naar de commandocentrale te gaan. Zoals ieder ander bemanningslid kon hij goed met de apparatuur overweg. In geval van nood had hij de Barka zelfs kunnen starten. De ronde koepel bood een prachtig uitzicht op het park en de daarachter liggende kliniek. Er stonden meer sterren aan de hemel dan men vanaf de Aarde kon zien en het was bijna zo helder 24
alsof de aardse maan scheen. Muller dacht zo goed als hij kon over de situatie na. Intussen keek hij naar buiten en toevallig ontdekte bij Gesine die het zich gemakkelijk had gemaakt op een hoop bladeren. Mira, die een eigen hut had, had hen verteld over de vreemde koe. Het moest een pracht exemplaar zijn ook al had ze nog niet veel van haar verborgen talenten laten zien. Toen ontdekte Muller de schaduwen die vanaf het gebouw in de richting van het park, Gesine en de Barka bewogen. In het tegenlicht van een paar lampen zag hij dat ze gewapend waren en dus ongetwijfeld geen goede bedoelingen hadden. Via de intercom wekte hij Harm Davis. De commandant kwam meteen en zette de infrarode schijnwerpers aan. Ze konden nu alles duidelijk zien. 'Die hebben het op de koe voorzien, niet op ons', stelde hij vast toen een paar mannen de slaperige koe begonnen te omsingelen. 'We moeten haar helpen.' 'En hoe?' 'Narcosestralers, dat is een duidelijk geval. Maar eerst zullen we contact opnemen met de kliniek. Daar schijnen ze niet gemerkt te hebben dat een paar patiënten een uitstapje maken. Kom, laat me eens bij de apparatuur, Muller...' De radiotechnicus in de radiopost van de kliniek sliep, maar hij werd snel wakker toen hij hoorde wat er aan de hand was. En toen hij hoorde dat Gesine in gevaar was, alarmeerde hij meteen Dr. Rotkel, die even later in een gestreepte pyjama het hoofdgebouw uitrende en het park instormde. Harm Davis zag hem aankomen maar hij kon hem niet meer waarschuwen. Intussen hadden de uitgebroken patiënten Gesine omsingeld en bereidden zich voor op de slachtpartij. Nog voor ze hun duistere plannen konden verwezenlijken zette Harm Davis de scheepsschijnwerpers aan die het park en de open plek in een fel licht zetten. Gesine werd wakker en zag onmiddellijk de mannen met de houten knuppels. Langzaam stond ze op, klapte haar reusachtige oren naar achteren en keek haar beulen met grote droevige ogen aan. Toen deed ze haar bek open en liet een geloei horen dat door merg en been ging. Geschrokken lieten de mannen hun knuppels zakken terwijl op de achtergrond een jammerende stem klonk: 'Gesi-i-i-ne! Gesientje! Wat hebben ze met je gedaan...?' Rotkel struikelde in pyjama de open plek op en bleef met een ruk staan toen hij de situatie overzag. Tegelijkertijd dreunden de buitenluidsprekers van de Barka: 'Iedereen gaat onmiddellijk naar zijn afdeling terug of we gebruiken de narcosestralers. Tien seconden tijd om na te denken!' Gesine kwam eindelijk in beweging, trok zich niets aan de patiënten met de knuppels en holde naar Rotkel die haar met een gelukkige glimlach opwachtte. Met haar ruwe tong likte ze over zijn rood aangelopen gezicht. Ze loeide nog een keer en verliet toen samen met Rotkel het park. 'En hoe staat het met jullie?' vroeg Harm Davis via de luisprekers. 'Terug naar je bedden of ik laat jullie rennen!' De herstellenden zagen in dat hun poging tot uitbraak was mislukt en dat ze niet opkonden tegen het schip van de USO al was het nog zo klein. Aarzelend draaiden ze zich om en dropen af naar het gebouw waar ze werden opgewacht door verplegend personeel en een paar robots. In een raamopening boven in het gebouw verscheen zuster Kunigunde die zichzelf intussen had bevrijd. Ze begon schel te roepen. 'Alarm!' schreeuwde ze zo hard dat het halve hospitaal wakker werd. 'De patiënten zijn uitgebroken! Alarm, hulp!' Een van de uitgebroken patiënten zei woedend: 'We hadden dat woedende vrouwmens een kalmerend spuitje moeten geven...' Een week later volgde er een nieuwe uitbraak die allesbehalve onschuldig was.
25
De daartussen liggende week verliep vreedzaam en zonder speciale moeilijkheden. Er landden nog een paar schepen volgeladen met vluchtelingen en zieken, maar geen daarvan landde op het terrein van de kliniek van Dr. Rotkel. Harm Davis en zijn bemanningsleden waren intussen gewend aan het wachten en ze herstelden van de inspanning van de laatste maanden. Rotkel was hen erg dankbaar voor de wonderbaarlijke redding van Gesine en gaf hen speciale voorrechten. Ze genoten volledige bewegingsvrijheid hoewel de vijf vrienden van Davis elke dag iets meer versuften. Merceile hoopte op een teken van leven van Roi Danton maar er kwam geen enkel bericht binnen. Zelfs van de USO hoorden ze niet wat er intussen gebeurde op de handelsplaneet Olympus. Waarschijnlijk wist de defensieorganisatie het zelf niet zo precies. Derek Kandis lag nog steeds half bewusteloos en wachtte op een wonder. Kunigunde hielp hem daarbij. In een afgelegen vleugel van de grote kliniek was een afdeling die eigenlijk weinig te maken had met orthopedie. Rotkel had hier een hele scheepslading patiënten ondergebracht, die van een tamelijk onbekende kolonistenplaneet naar Tahun waren gekomen. Ze hadden een besmettelijke ziekte meegebracht waarvan de oorzaak nog niet was ontdekt. De ziekte was zeer besmettelijk en niet helemaal ongevaarlijk. De betreffende afdeling werd hermetisch van de buitenwereld afgesloten. Intussen probeerde de wetenschappelijke staf van dr. Rotkel een antivaccin te ontdekken. Uitgerekend deze totaal versufte groep probeerde een week na de landing van de Barka een allang geplande uitbraak uit de geïsoleerde afdeling te realiseren. Dr. LeFink was juist klaar met zijn ronde en deed zijn isolerend pak uit om door robots gedesinfecteerd te worden. Hij had gehoopt hoofdzuster Merceile tegen te komen maar dat was niet gebeurd. Hij had alleen zuster Kunigunde ontmoet die zich nogmaals beklaagd had over de vreemde opdringerigheid van patiënt Derek Kandis. LeFink had haar gerustgesteld en weggestuurd. Op zijn kantoor bestudeerde hij de staat van Derek. Niets bijzonders. De USO-agent had een verwonding aan zijn hals en zou binnenkort worden geopereerd. LeFink kon zich niet voorstellen dat zo'n patiënt opdringerig was. Hij besloot zich met het geval te bemoeien. Toen hij de zaal binnenkwam moest hij eerst wennen aan het gedempte nachtlicht. Derek Kandis sliep, wat onder de gegeven omstandigheden niet vreemd was. Voorzichtigheidshalve had Kunigunde hem een dubbele dosis kalmerende middelen toegediend. LeFink bleef lang bij het bed van de zieke staan om hem te observeren. Geen twijfel mogelijk, Derek Kandis droomde. LeFink was kwaad op zichzelf dat hij niet eerder op het idee was gekomen de droomlezer te gebruiken. Hij zou dan waarheidsgetrouw de gedachten en de gevoelens van de patiënt te weten komen en misschien ook wat hij hen had mee te delen. Het gebruik van het apparaat was zonder verlof van de directeur streng verboden maar LeFink dacht dat hij een eigenmachtig optreden onder de gegeven omstandigheden wel kon verantwoorden. Zacht en voorzichtig haalde hij het kleine verplaatsbare apparaat uit het laboratorium en bevestigde het aan de aansluiting op Kandis' hersenen en polsen. De USO-agent werd niet wakker maar begon zwaar te ademen en werd onrustig. Blijkbaar werd hij door iets gekweld. LeFink begon te vermoeden dat hij gelijk had. Kandis had heel andere zorgen dat het zuster Kunigunde lastig te maken. Op de kleine monitor kwam een onduidelijk en verward beeld. Toen werd het duidelijker. Het was niet eenvoudig voor LeFink om het zonder de verklarende woorden van de patiënt uit te leggen maar hij begreep dat het vooral ging om de kunstmatige maan die Quinto-Center werd genoemd. Toen zag hij een ander beeld waarvan de diepere zin in eerste instantie voor hem verborgen bleef. Hij zag duizenden bolvormige en halftransparante bellen, die aan elkaar geplakt zaten. Soms waren ze 26
helemaal tegen elkaar gedrukt. Ze hoorden in ieder geval bij elkaar. Ze vormden een zwerm waarvan LeFink de grootte niet kon schatten. Pas toen hij boven en onder de zwerm sterren zag, realiseerde hij zich wat hij zag. De zwerm moest ettelijke lichtjaren lang zijn. De zwerm! Weer veranderde het beeld. Weer Quinto-Center, chaos. De zwerm zette koers naar QuintoCenter. LeFink begreep het. Dat had de USO-agent zo onrustig gemaakt. Hij had het gevaar gezien dat het hoofdkwartier van de USO naderde. Hij wilde de USO waarschuwen, misschien voorstellen doen voor reddingsacties. LeFink begreep hoe belangrijk het was Derek Kandis meteen te opereren zodat hij zou kunnen spreken. Hij reed de droomlezer terug naar het laboratorium en wilde de ziekenzaal juist weer verlaten toen de deur werd opengerukt en zuster Kunigunde totaal in de war binnen kwam gestormd. Ze was duidelijk opgelucht toen ze Lefink zag. 'Dokter, dokter, de isoleerafdeling!' LeFink knikte geruststellend naar haar. 'Ja, wat is daarmee?' 'De zieken zijn uitgebroken!' Dat was ernstig! De patiënten hadden een onbekende ziekte die zeer besmettelijk was. Dat was ook de reden waarom er buitengewone veiligheidsmaatregelen waren genomen. Daarom begreep LeFink niet goed hoe de patiënten hadden kunnen uitbreken. 'Hoe is dat mogelijk, zuster? De robotbewakers ...' 'Ze hebben hen neergeslagen en zijn gewapend. Een paar van hen bevrijdden de andere patiënten van die afdeling. Ik werd wakker van het lawaai. Alles is in rep en roer.' LeFink zag in dat hij zich niet langer mocht bezighouden met zuster Kunigunde maar in actie moest komen. 'Geef algemeen alarm voor Tahun!' beval hij en rende weg om Rotkel op de hoogte te brengen. Pen Srewe en Lark Reesh hadden het van het begin af aan niet kunnen verkroppen dat ze als misdadigers behandeld werden. Toen op hun gekoloniseerde planeet de versuffing begon en er tegelijkertijd een tot nu toe onbekende besmettelijke ziekte uitbrak hadden ze nog maar een mogelijkheid om zich te redden: zo snel mogelijk naar Tahun te gaan. De twee mannen waren normaal gebleven. Ze zagen de gevaren van de niet onmiddellijk dodelijke ziekte wel in, maar hun egoïsme was sterker dan het gemeenschapsgevoel. Daarbij kwam dat ze alle andere mensen als idioten beschouwden met wie men geen rekening hoefde te houden, omdat ze zelf normaal gebleven waren. Toen er na een paar weken nog geen afdoende serum was gevonden, besloten ze uit te breken. De ziekte begon hun ledematen al te verlammen en als ze niet snel iets deden zouden ze op een ellendige manier aan hun einde komen. Zo zagen zij tenminste de zaken. Met de versuften was niet veel te beginnen, maar ze konden orders die hen gegeven werden wel uitvoeren. En zonder de hulp van de andere zieken zouden Srewe en Reesh nooit kunnen uitbreken. De twee mannen hadden intussen gehoord dat er een USO-schip in het park was geland. Omdat het een klein schip met maar vijf bemanningsleden was, zou het niet moeilijk zijn het te kapen. Daarmee konden ze naar de vrijheid vliegen, waar dat ook was. Tahun had hen niet de genezing gebracht waarop ze hadden gehoopt. Dat ze daarmee ook een gevaarlijke besmettelijke ziekte met zich meebrachten, kon de twee mannen niets schelen. Ze wilden vrij zijn, anders niets. Reesh was aardig op de hoogte van het functioneren van een positronische robot. Hij wist zelfs hoe zo'n robot geprogrammeerd en hergeprogrammeerd kon worden. Omdat hij niet versuft was zoals de andere kolonisten, was hij deze kennis niet vergeten en hij dacht er nu goed gebruik van te kunnen maken. Deze nacht was het zover. Het menselijke personeel had de isoleerafdeling verlaten en LeFink zelf had de enige deur op slot gedaan. Er bleven alleen twee bewakingsrobots achter, 27
die via de radio contact hadden met de hoofdwacht. Reesh was van plan deze twee robots te herprogrammeren zodat ze de uitbrekende patiënten zouden helpen. Hij wachtte tot een van de robots zijn ronde deed en in een andere zaal verdween. Toen stond hij op en ging naar het toilet. Daarbij kwam hij dicht genoeg voorbij een van de robots om bij de hoofdknop in zijn nek te kunnen. Met een bijgeslepen zakmes lukte het hem de robot in een seconde inactief te maken. Met een verbazingwekkende handigheid haalde hij het programmapaneel uit zijn borst. Gelukkig gebruikte men in de kliniek nog oude modellen. Maar Reesh zag met een blik dat hij hem onmogelijk kon herprogrammeren. Dat zou te veel tijd kosten. Hij draaide zich om. 'He, Pen! Kom! Het heeft geen zin, we moeten naar buiten zonder robots! Ik probeer de andere nog uit te schakelen, probeer jij intussen de deur open te krijgen.' Terwijl hij de tweede robot opwachtte en uitschakelde, probeerde de andere patiënt de deur open te breken. Met veel moeite lukte hem dat. Toen ze eenmaal op de gang waren ontmoetten ze geen noemenswaardige hindernissen meer. Srewe en Reesh gaven hun zieke kameraden opdracht ook de andere kolonisten te bevrijden en dan naar het park en later naar de bergen te vluchten. Ze zouden zich verstoppen in de bungalows. Ze trokken zich verder niets aan van hun kameraden want die konden ze bij hun verdere plannen niet gebruiken. Ze zouden alleen maar lastig zijn. Hun doel was het in het park gelande schip. Ze renden het park in en verdwenen tussen de bosjes. In het hoofdgebouw loeide de alarmsirene. Fen Dal schudde Harm Davis wakker. 'Wat is er nu weer! En dat noemen ze een herstellingsplaneet...' 'Weer een uitbraak, maar deze keer patiënten met een besmettelijke ziekte. Als ze niet gepakt worden, ontstaat er een ramp. Harm Davis sprong zijn bed uit en nam contact op met Rotkel die natuurlijk geen tijd voor hem had. 'Blijf in het schip en bemoei je nergens mee', brulde de directeur. 'Als jullie ook nog worden aangestoken is het einde zoek!' 'Kunnen we niet helpen?' 'Nee! En als dat wel het geval is, laat ik het op tijd weten. Einde!' Voor een man, wiens lievelingsbeest ze gered hadden van een roemloos einde, was hij niet bepaald hoffelijk en dankbaar. Harm Davis nam hem dat niet kwalijk. Maar hij besloot niet zo passief te blijven als Rotkel wilde. Tenslotte ging het ook om hem en zijn vrienden. In de commandocentrale van de Barka werden de infrarood schijnwerpers weer aangezet en Coal Rider zocht met de korteafstandspeilapparatuur de omgeving nauwkeurig af. Ze ontdekten een paar uitgebroken patiënten en verdoofden ze met de narcosestraler. Via de radio ontboden ze een paar robots om de patiënten op te halen. Van de zestig uitgebroken patiënten waren er binnen een half uur achtenvijftig gepakt. Twee patiënten ontbraken en toen het ochtend werd was er nog geen spoor van hen gevonden. Ze leken van de aardbodem verdwenen te zijn. Pen Srewe en Lark Reesh hadden een uitstekende schuilplaats gevonden en besloten hier voorlopig de verdere ontwikkelingen af te wachten. Natuurlijk hadden ze gezien dat de andere zieken weer gevangen waren genomen maar dat kon hen niet schelen. Ze waren buiten en dat was precies wat ze hadden gewild. Het park was onverzorgd en wild. Er waren genoeg schuilplaatsen voor de twee mannen. Ze vermoedden dat er ook opsporingsapparatuur gebruikt zou worden en daarom waren ze blij 28
met de kuil die ze gevonden hadden. Hij was dichtbegroeid en goed verborgen zodat ze vanuit de lucht nauwelijks gezien konden worden. Het ruimteschip stond tweehonderd meter verder op een open plek. Gesine graasde vreedzaam alsof dit alles haar niet aanging. 'De legendarische koe van de Dikke', gromde Reesh. 'Dat loeder mag overal vrij rondlopen en geeft niet eens melk.' 'Het zou een goede gijzelaar zijn', zei Srewe. 'We vangen het beest en dreigen het dood te maken als de Dikke ons het schip niet geeft. Geen slecht idee, wel?' Reesh haalde een kleine radio uit zijn zak. 'Soms heb je zelfs een goed idee', gaf hij toe. 'We zullen eens horen wat ze te zeggen hebben. De zon gaat al gauw op en we zitten nog steeds in die verdomde kuil.' 'Niemand vindt ons hier. Ze denken dat we allang in de bergen zitten, dat hebben die anderen verteld. Daar staat het schip. Als we het hebben smeren we hem.' 'De koe tegen het schip, een goede ruil.' Het was al licht en het zou niet gemakkelijk zijn Gesine ongemerkt te vangen. Maar het dier stond bekend om zijn goedaardigheid. Het zou niet weglopen als men het lokte. De koe kwam al grazend dichter bij de kuil. 'Pst, stil blijven liggen', waarschuwde Reesh toen Srewe zich te dicht bij de rand waagde. 'Als ze zoekapparatuur gebruiken zien ze iedere beweging. We moeten wachten tot het dier uit zichzelf komt.' Maar Gesine had tijd, veel tijd. Toen ze genoeg had gegeten, bleef ze gewoonweg midden op de open plek voor zich uit staan staren. Ze flapperde met haar grote oren ter afkoeling, want het was heet geworden. De zon stond nu hoog aan de hemel en er was geen wolkje te zien. Reesh gleed een stukje naar achteren en hield zich daarbij aan een bosje vast. Het bosje had sterke lange doorns en Reesh vloekte toen hij het vastpakte. Zijn hand begon meteen te bloeden. 'Dat ontbrak er nog maar aan!' zei hij en veegde het bloed aan zijn broek af. 'En geen verband bij ons!' 'De koe!' zei Srewe onaangedaan. 'Ze eet weer en komt dichterbij. Over een uur hebben we haar te pakken.' Langzaam graasde Gesine in de richting van de kuil waarin bijzonder sappig gras groeide zoals ze wist. Rotkel had zich vandaag nog niet met haar bemoeid, wat ze met droefheid maar zonder rancune droeg. Ze kwam bij de rand van de kuil en bleef staan. Daaronder groeide goed gras, maar als ze zich volgegeten had, moest ze weer uit de kuil klimmen en dat was niet mogelijk zonder veel inspanning. Gesine haatte inspanning maar van de andere kant at ze graag. Terwijl ze stond na te denken werd de beslissing voor haar genomen. Twee krachtige handen grepen de prothesen van haar voorpoten vast en rukten er uit alle macht aan. Gesine verloor het evenwicht. Haar voorpoten knikten door en toen gleed ze samen met Srewe en Reesh de kuil in. In de Barka zei Ko-Fo-La tegen Muller: 'Ze is weer die kuil ingegaan om te eten. We zullen haar nu twee uur niet zien. Maar deze keer haal ik haar er niet uit zoals laatst.' Zo kwam het dat Gesine voorlopig niet werd gemist. Reesh hield haar vast en constateerde vol verbazing dat het in de kuil plotseling heerlijk rook. De koe rook helemaal niet naar koe, maar naar een parfumerie. 'Hou het beest vast!' beval Srewe. 'Kijk nu toch eens! Daar zou ik wel dood aan kunnen gaan ...' Zijn open wonden waren in contact gekomen met het welriekende vocht dat Gesine afscheidde. Hij veegde de vloeistof af aan zijn broek maar was er zeker van dat er een beetje 29
in de wonden was doorgedrongen. Gesine stond met onbeschrijflijk treurige ogen naar de twee mannen te kijken. Toen begon ze te eten alsof er niets was gebeurd. Srewe hield haar krampachtig vast aan haar zijdezachte vacht. 'Ga nu eindelijk eens met die Dikke praten of denk je dat ik dat stuk vee de hele dag kan vasthouden!' Reesh maakte een einde aan het schoonmaken van zijn wonden. 'Eens horen hoe het er voor staat, dan is er nog tijd genoeg om onze eisen te stellen.' Reesh zette de zender aan en zei dat hij dr. Rotkel wilde spreken. Toen hij zijn naam noemde werd de verbinding meteen tot stand gebracht. Het gezicht van Rotkel was wel niet te zien, maar iedereen die hem hoorde kon zich precies voorstellen hoe hij er nu uitzag. 'Mijnheer Reesh, gelukkig dat u zich meldt, waar zit u? Kom terug en breng uw vriend mee!' 'We komen niet, Dikke, integendeel: jij komt naar ons! We hebben Gesine!' 'G-e-s-i-n-e...?' 'Ja, die wonderkoe van jou zonder uiers! En als je haar levend wil terugzien moetje precies doen wat ik je zeg. Is dat duidelijk?' 'Gesine!' De stem van Rotkel klonk verstikt. 'Het arme dier kan er toch niets aan doen! Laat haar vrij.' 'We ruilen de koe tegen het schip dat in het park staat.' Rotkel was met stomheid geslagen. Uit de radio kwam een ondefinieerbaar geluid. 'Nou?' vroeg Reesh, zeker van de overwinning. 'U wilt iets onmogelijks, mijnheer Reesh. Het schip is van de USO. De ziekte is besmettelijk en als u een onbekende ziekte verspreid leidt dat tot een ramp.' 'Een ramp voor die koe van je!' zei Reesh hard. 'Geef me even de tijd, misschien kan ik u een ander schip bezorgen.' 'Tegen die tijd heb je ons gepeild en kun je ons doden.' Rotkel zei kalm: 'We hebben je allang gepeild, Reesh. Zeg tegen je vriend dat hij de staart van Gesine moet loslaten - dat vindt ze namelijk niet prettig. We zien je dus zoals je wel opgemerkt zult hebben. En als je probeert Gesine iets te doen laat ik je genadeloos doden. Heb je dat begrepen, Reesh?' Reesh keek om zich heen maar kon niemand ontdekken. Hij wist niet dat Harm Davis er al enige tijd geleden een kleine t.v.-spion op uit had gestuurd. Deze was niet groter dan een hommel. Hij hing hoog boven de kuil en volgde wat er gebeurde. Via de Barka werd het beeld overgebracht op de beeldschermen van de kliniek. Geschrokken had Srewe de staart van Gesine losgelaten. De koe wierp hem een dankbare blik toe en holde weg. Voor Reesh haar kon inhalen galoppeerde ze de helling op en kwam bij de rand. Toen verdween ze. 'Wat heb je daar op te zeggen?' vroeg Rotkel spottend. 'Nu heb je geen ruilobject meer, alleen jezelf.' 'Rund!' zei Reesh. Hij bedoelde Srewer. 'Dank je', gromde Rotkel, die zich aangesproken voelde. 'Ik geef je een uur. Als je binnen die tijd niet naar me toekomt laat ik narcosestralers gebruiken. Denk er over na. En vergeet het USO-schip niet. De mensen daar zitten er op te wachten om jullie een lesje te geven.' Stilte. De zon stond nog steeds hoog aan de hemel. Het was heet op Tahun. De twee mannen zweetten en kregen dorst. Tenslotte, nog voor de termijn afliep, zei Srewe: 'Het heeft geen zin, Lark. Laten we het opgeven. Zo erg zal het wel niet worden.' 'Erg genoeg, en dat is jouw schuld! Waarom heb je die koe laten lopen? We hadden haar zo aardig in de stal.' 'Je stinkt nog steeds naar dat spul, Lark. Het is te hopen dat je wonden niet gaan ontsteken. Je moet meteen worden behandeld.' Reesh capituleerde. 'Kom, laten we gaan.' Zonder verdere discussie kropen ze uit de kuil en zagen het schip. Op de open plek daarvoor graasde Gesine alsof er niets was gebeurd. De wind waaide haar welriekende dampen naar hen toe en Srewe snoof krachtig. 'Helemaal geen verschil', constateerde hij sarcastisch.
30
Bij de hoofdingang werden ze opgewacht door een desindectiegroep die hen onder hun hoede nam. Zonder verhoord te worden werden ze naar de ziekenzaal teruggebracht waar ze door de anderen met kwaadaardige blikken werden begroet. De ontsnappingspoging was mislukt. Maar het zou onvermoede gevolgen hebben. Een paar dagen later vroeg een privéjacht van de USO landingsverlof aan de ruimtehaven vlakbij de stad. Na de identificatieprocedure werd het verlof meteen gegeven en het kleine schip landde. Roi Danton maakte deze keer een uitzondering. Anders had hij Merceile via het hoofdkantoor van de USO op Tahun altijd van tevoren laten weten dat hij kwam en er voor gezorgd dat ze een paar dagen vrij kreeg. Hij had de directeur van de kliniek, dr. Truc Rotkel, nooit persoonlijk ontmoet. Dit verzuim wilde hij nu goedmaken. Door een zwever werd hij onaangekondigd naar de kliniek gebracht. Hij droeg een USO-uniform zonder onderscheidingen. Zijn gezicht zag er gespannen en moe uit. Geen wonder, want de dagen en weken op Olympus waren alles behalve rustig geweest. Roi Danton was aan het einde van zijn krachten. Zijn uniform was voldoende voor de bewakingsrobots. Ze lieten hem door zonder vragen te stellen en wezen hem de weg naar het kantoor. Daar werd hij opgewacht door dr. Illiw Ztlow, die hem nieuwsgierig aankeek. 'Gaat u alstublieft zitten. Het is heel goed dat er hier iemand van de USO komt. We hebben moeilijkheden gehad.' 'Ik zou graag met dr. Rotkel, de directeur van de kliniek, willen spreken.' 'Hij moet bij Gesine in het park zijn. Wacht u even ...' Ztlow stond op en liep naar het raam. Hij wees naar buiten. 'Ja, u hebt geluk. Daar is hij. Kom, ik ga met u mee.' Roi Danton stelde zich niet voor. Hij liep naast Ztlow en hoopte toevallig Merceile te zien. Maar daarin werd hij teleurgesteld. Waarschijnlijk was ze aan het werk of op haar kamer. Ze wist niet dat hij vandaag kwam. Rotkel keek de vreemde bezoeker nieuwsgierig aan. Naast hem stond Gesine die met haar bek tegen zijn schouder wreef. Ze rook nog steeds naar de welriekende klierafscheiding. 'U bent dr. Rotkel, neem ik aan,' zei Roi en stak zijn hand uit. 'En dat zal Gesine dan wel zijn.' 'Inderdaad, dat is Gesine,' Rotkel gaf hem een hand. 'Komt u voor een bepaalde opdracht uit uw basis? Zijn de uitbraakpogingen van de patiënten al bekend?' 'Ik kom u iets vragen. Kunt u hoofdzuster Merceile een paar dagen missen? Mijn naam is Roi Danton.' Rotkel was verbluft. 'De zoon van Rhodan? U wordt door de hemel gestuurd, mijnheer Danton.' Nu was het de beurt van Roi om verbaasd te zijn. 'Hoezo? Is er iets met Merceile?' 'O nee, maakt u zich geen zorgen, ze is alleen wat overwerkt. Maar er zijn een paar dingen gebeurd ... nog afgezien van het schip van de USO dat in het park geland is. Een zekere Harm Davis, die zijn belevenissen alleen maar wil vertellen aan een gevolmachtigde van de USO. En stelt u zich voor: We hebben hier een besmettelijke ziekte, een volkomen onbekende ziekte, die verspreid werd omdat er een paar patiënten zijn uitgebroken. En nu moet ik mijn hele kliniek laten isoleren omdat we nog geen serum hebben gevonden. Op de laboratoria wordt dag en nacht gewerkt om ...' 'Harm Davis? Kan ik hem spreken?' 'Kent u hem?' 'Niet direct, maar ik zou graag iets over zijn opdracht horen. Waar staat het schip?' 'Op die open plek hier tweehonderd meter vandaan.' Roi Danton knikte naar Rotkel. 'Dank u, ik vind het wel. Wilt u Merceile intussen op de hoogte brengen? Ik wacht op haar bij het schip.' Rotkel voelde zich overbluft en kon met moeite zijn kwaadheid daarover onderdrukken. Gesine keek Roi Danton na met een vreemde blik, die tegelijkertijd droefheid, 31
verwijt en geïnteresseerdheid uitdrukte. Toen likte ze afwezig haar heer met haar ruwe tong dwars over zijn verbeten gezicht. Ztlow maakte dat hij weg kwam voor hij in lachen uitbarstte. Toen Roi Danton van achter het dichte struikgewas tevoorschijn kwam zag hij de Barka: een oude maar modern omgebouwde Gazelle. De USO gebruikte deze kleine snelle schepen alleen voor speciale opdrachten omdat ze moeilijk gepeild konden worden. Het luik stond wijd open en in de zonovergoten sluis lagen twee mannen met alleen maar een broek aan. Ze genoten van het nietsdoen en lieten zich bruin bakken. Van de andere bemanningsleden was niemand te zien, tenminste niet bij het schip. Roi hield zijn passen in. Toen zag hij een stuk verder, bij de rand van het bos, nog vier figuren liggen zonnebaden. Ze lagen op een deken en schenen te slapen. Een van de gestalten had vrouwelijke vormen. Roi Danton dacht na. Hij kon deze mensen hun gedrag niet kwalijk nemen. Ze waren wel niet met verlof, maar door bijzondere omstandigheden tot nietsdoen gedwongen. Waarom zouden ze niet wat uitrusten als ze daartoe de kans kregen? Hij bleef voor het luik staan. 'Goeiemiddag, heren,' zei hij vriendelijk. 'Zou ik de commandant kunnen spreken?' Langzaam richtte een van de twee mannen zich op en keek de spreker met slaperige ogen aan. 'En wie ben jij?' wilde hij weten. Hij geeuwde hartgrondig. Toen werd hij helder. 'Iemand van de USO? Man, je komt als geroepen! De commandant ligt daar bij het bos, zie je wel... ?' 'Zijn naam?' 'Harm Davis.' Intussen was de andere man ook wakker geworden. Hij bleef liggen en zei traag: 'Wat is er nu weer, Muller? Kan je hier nooit eens behoorlijk slapen?' 'Iemand van de USO, dokter. Hij wil Harm spreken. Slaap maar door.' En gerustgesteld sliep Ko-Fo-La verder. Roi Danton grinnikte en liep naar het groepje bij de rand van het bos. De vrouw lag een beetje apart en sliep niet. Ze zag hem aankomen en bekeek hem nieuwsgierig. Ze droeg een scheepsuniform en hoorde dus waarschijnlijk bij de bemanning. Roi bleef voor haar staan. 'Wie van hen is Harm Davis?' vroeg hij vriendelijk. Ze wees naar de commandant die met zijn ogen knipperde. 'Hij daar', zei Mira, ging weer liggen en deed haar ogen dicht. Toen Harm Davis het uniform zag schoot hij omhoog. 'USO! Als u eens wist hoelang we al wachtten op een man van de USO! Heeft dr. Rotkel u ingelicht?' Roi verspilde geen tijd aan plichtplegingen. Hij ging naast Harm Davis op de deken zitten. 'Het is zuiver toeval dat ik naar de kliniek kwam. Pas hier hoorde ik dat er een schip van de USO geland was. Ik neem aan dat u van Quinto-Center komt.' 'O nee, mijnheer...' 'Roi Danton.' Harm Davis keek even onthutst en toen kwam er een glimlach op zijn gezicht. 'Roi Danton...' Bijna genietend sprak hij die twee woorden uit. 'U moet ons maar verontschuldigen dat wij hier zomaar liggen maar we wachten al weken op nieuwe instructies. Het schijnt er op of eronder te zijn, ook op Tahun. Gelukkig dat u gekomen bent. Nu kunnen we eindelijk verslag uitbrengen. Alle gegevens zijn in het schip. Bovendien hebben we Rotkel geholpen de bijna regelmatig voorkomende ontsnappingspogingen van de patiënten te verijdelen.' 'Ik ben vooral nieuwsgierig naar uw verslag, commandant. Ik heb hier nog het een en ander te doen, maar ik denk dat ik mijn oorspronkelijke plannen moet veranderen.' Hij keek Harm Davis onderzoekend aan. 'Voelt u niets? Ik bedoel, bent u normaal gebleven?' 'Ja, ik wel. Mijn manschappen zijn aangetast, maar de versuffing werkt maar langzaam, stap voor stap. Dat staat allemaal in het verslag, ook mijn mening daarover.' 'Goed, zeer goed. Dan kan ik dus helemaal op u rekenen. Op Tahun zijn er nauwelijks driehonderd gezonde mensen, iedereen is belangrijk...' Harm Davis stond op. 'Wilt u het verslag meteen inkijken?' Roi Danton bleef zitten. Hij keek naar de kliniek. 32
'Later commandant. Op het ogenblik heb ik iets anders te doen.' Hij stond op. 'Daar komt iemand aan met wie ik graag eens zou willen praten...' Harm Davis zag dat Roi Danton de dwars over de open plek hollende Merceile tegemoet liep en zijn armen uitspreidde om haar op te vangen. Nadat Roi Danton het verslag van Harm Davis had bestudeerd, verliet hij de Barka en ging terug naar de kliniek om een bespreking van de drie artsen bij te wonen. Merceile was ook aanwezig. Ze zat naast Rotkel en tegenover Danton. Af en toe kruisten hun blikken elkaar even, dat was alles. Maar een onbevooroordeelde waarnemer had kunnen zien dat de uitgeputte en oververmoeide hoofdzuster er sinds enige uren weer fris en monter uitzag. Ze was opgefleurd. 'Ahum', opende Rotkel de routinebespreking met een gewichtig gezicht, 'ik denk dat we het beste het eerst de laatste ontsnappingspoging en het daarmee acuut geworden gevaar voor verspreiding van de ziekte kunnen bespreken. Heeft het laboratorium, dokter Ztlow, iets gevonden?' 'Niets. De ziekteverwekker is niet gevonden en we hebben dus ook geen serum. Helaas zijn er enige gevallen van besmetting. De besmette mensen zijn naar de geïsoleerde afdeling overgebracht, die nu overvol is. Als het zo doorgaat hebben we meer ruimte nodig. 'Hoe staat het met de twee kerels die Gesine wilden ontvoeren?' 'Braaf en rustig, in het bijzonder Reesh. Hij schijnt bang te zijn. We konden niet ontdekken waarvoor.' 'Laat hem maar in zijn sop gaarkoken', zei de directeur en sneed een ander probleem aan. 'U had iets te zeggen over Derek Kandis, dokter Lefink. Wat is er met hem? Waarom moet hij eerder geopereerd worden dan we van plan waren?' Rei Danton dacht dat hij die naam al eerder gehoord had en wel in verband met de USO. Maar hij stelde geen vragen. 'Ik geloof dat de man een belangrijke mededeling wil doen maar dat hem dat tot nu toe niet is gelukt. Door onjuiste berichten van zuster Kunigunde werd zijn toestand verkeerd beoordeeld. Derek Kandis stond voortdurend onder de invloed van kalmerende middelen. We moesten hem de kans geven om verslag uit te brengen. En voor zover ik het kan beoordelen gaat het over de zwerm, die Quinto-Center nadert en over het gevaar ...' Roi Danton onderbrak hem. 'Zei u zwerm? En Quinto-Center?' Toen LeFink knikte ging hij verder: 'Ik wil die Derek Kandis meteen spreken.' Hij heeft een verwonding aan zijn strottenhoofd en kan niet spreken.' Roi Danton keek eerst Lefink en toen Rotkel verbaasd aan. 'Zo, en is dat een reden om de man niet aan het woord te laten komen? Hij zal toch nog wel kunnen schrijven of...' 'We dachten ...', begon Rotkel, maar weer werd hij onderbroken. Roi Danton brulde tegen hem: 'Ja, u dacht! En zie eens wat daar van komt. U gaat af op de uitspraken van een waarschijnlijk niet helemaal normale verpleegster en mist daardoor levensbelangrijke informatie. Ik wil die man onmiddellijk zien! Breng me naar hem toe!' Rotkel werd vuurrood en scheen uit elkaar te ploffen. LeFink keek gespannen naar hem en hij was blij dat zijn chef als bliksemafleider diende. 'U zult begrijpen...' 'Binnenkort begrijp ik helemaal niets meer!' Roi Danton was opgestaan. 'Luister goed, dokter: Als ik zeg dat ik Derek Kandis meteen wil zien, kunt u dat opvatten als een bevel. Tahun is een planeet van de USO, waarbij ik nu in dienst ben. Ik vervang lordadmiraal Atlan.' Rotkel knikte en stond op. 'LeFink kan u naar de patiënt brengen. Dr. Ztlow, wilt u zo goed zijn alles in orde te maken voor zijn operatie. We zullen die nog deze avond doen.' Toen Roi Danton en LeFink het vertrek verlieten stond Merceile ook op. 'Ik ga mee,' zei ze alleen maar. Ztlow liep hen achterna. Rotkel, wiens gezicht weer zijn gewone lichtrode kleur had, bleef achter. Langzaam liep hij naar het raam. In het park graasde de koe. 'Och Gesientje', fluisterde Rotkel, 'als ik jou toch niet had...' 33
Derek Kandis was bij bewustzijn. Hij herkende Roi Danton meteen en gaf met tekens te verstaan dat een gewone translator genoeg was om elkaar te begrijpen. Het vertaalapparaat werkte op telepatische basis zodat Kandis niet hoefde te spreken; het gaf door wat hij dacht. 'Harm Davis zal wel een apparaat aan boord van zijn schip hebben,' zei Roi tegen Merceile. 'Wil je zo aardig zijn om het even te halen?' Terwijl ze wegliep keek hij naar Derek Kandis. 'Kun je me goed verstaan zodat ik alleen maar vragen hoef te stellen?' De USO-specialist knikte. 'Gaat het in de eerste plaats om Quinto-Center? Wordt het hoofdkwartier bedreigd door de zwerm?' Weer een knikje. 'En heb je een voorstel?' 'Ja!' Roi Danton kwam in dit stomme tweegesprek meer te weten dan LeFink met de droomlezer. Op de eerste plaats was dit natuurlijk te danken aan het feit dat Roi meer over de situatie en het dreigende gevaar in de melkweg wist dan de arts, maar toch begon hij zich te verbazen over de slordigheid van het verplegend personeel. Hij vond ook Merceile niet helemaal smetteloos. Ze kwam terug met de kleine translator. Het gesprek leverde geen moeilijkheden op. Er kwamen goed geformuleerde antwoorden van Kandis uit het apparaat die voor iedereen begrijpelijk waren. Hij vertelde over de gebeurtenissen op Quinto-Center; met een gedeelte daarvan was zelfs Roi Danton niet op de hoogte. Veel van de gezond gebleven mannen hadden de uitgeholde maan, waarop chaos heerste, verlaten, zoals dat ook met de handelsplaneet Olympus en de Aarde was gebeurd. Als er niets gebeurde was Quinto-Center verloren. De mensen zelf zouden het hoofdkwartier vernietigen. Dat was genoeg voor Roi Danton. Hij wendde zich tot LeFink. 'Zorg ervoor dat deze man zo snel mogelijk wordt geopereerd, dokter. Ik zal me met Quinto-Center bezig houden.' Weer kwam de stem van Derek Kandis uit de translator. 'De eenvoudigste oplossing zou zijn de kunstmaan los te maken uit zijn zwaartekrachtverankering en naar een andere plaats te brengen die niet door de zwerm wordt bedreigd.' Roi Danton keek hem verrast aan. 'Een goed idee, Kandis. Ik zal ervoor zorgen dat er iets gedaan wordt. Nogmaals bedankt voor je hulp. Ik denk dat je Tahun snel kunt verlaten en dan zien we elkaar wel weer. Het beste.' Hij gaf hem een hand en ging met Merceile de zaal uit. LeFink begon de operatie voor te bereiden. Roi Danton veranderde zijn oorspronkelijke plan en bleef nog even in de kliniek. Hij had een kamer naast Merceile. Deze avond zaten ze nog lang bij elkaar en het cappinmeisje zag er hulpeloos en bijna moedeloos uit. Ze was vertwijfeld omdat ze geen uitweg meer zag. Roi probeerde haar gerust te stellen. 'Toegegeven, de situatie is zeer ernstig. Maar tot nu toe hebben we nog steeds een oplossing gevonden. We hebben te doen met een tegenstander die we niet kennen. Maar misschien is die tegenstander helemaal geen tegenstander. Ook daar moeten we rekening mee houden. Misschien richt hij veel onheil aan zonder het te vermoeden.' 'Maar het resultaat blijft verschrikkelijk, Roi.' 'Natuurlijk, maar bij een verdediging is het belangrijk de motieven van een dader te kennen.' 'Je bedoelt dat als iemand iets goed wil doen maar door toeval of onhandigheid het tegendeel bereikt, dat men hem dan niet meer kan veroordelen?' 'Zoiets bedoel ik inderdaad. Overigens heb ik er over nagedacht hoe ik zoveel mogelijk gezonde mensen kan onttrekken aan Tahun zonder dat het functioneren van de medoplaneet in gevaar komt. We hebben ieder gezond gebleven mens nodig!' 'Dan zul je het toch met de directeur aan de stok krijgen.' 'Ja, ik weet dat hij een cholericus is. Maar redelijke argumenten moeten hem toch overtuigen.' 'In het begin wel. Hij houdt er niet van dat 34
anderen op goede ideeën komen. Je moet het zo aanpakken dat hij denkt dat het voorstel van hemzelf komt.' Roi glimlachte. 'Ja, ik begrijp het. Je bent een goede psychologe.' 'Tenminste een betere dan de Dikke.' 'De Dikke?' 'Ja, dr. Rotkel. Overigens zal hij nu met LeFink bezig zijn Kandis te opereren. Hij is een uitstekend arts.' Er werd geklopt. Verbaasd keek Roi op zijn horloge. Het was al laat. Hij stond op en liep naar de deur om die open te doen. Met een sprong was hij weer in de kamer. Met een onschuldige uitdrukking en droevige ogen kwam Gesine, de wonderkoe, hem achterna. Automatisch ging de deur achter haar dicht. Gesine bleef staan en keek Merceile hulpzoekend aan. Roi stond perplex. 'Wat heeft dit nu weer te betekenen?! Bezoekt ze je vaak?' Merceile schudde verbaasd haar hoofd. 'Dit is de eerste keer.' Ze stond op en liep voorzichtig naar het dier om het te aaien. 'Wel, Gesine, je zoekt zeker naar je baas?' Ze snoof. 'Je ruikt weer heerlijk, Gesientje. Heb je je weer opgewonden?' 'Aha', zei Roi. 'Ruikt ze altijd zo als ze zich opwindt? Dat is interessant.' 'Laat die grapjes, liefste', wees Merceile hem terecht. 'Gesine is geen gewone koe. de directeur denkt zelfs dat ze intelligent is, maar dat is tot nu toe alleen door hem vastgesteld. Ik wacht nog op het bewijs.' 'Ook op Aarde zijn er koeien en die hebben nog nooit bewezen dat ze intelligent zijn. Integendeel!' 'Ik zei toch al dat dit geen Terraanse koe is en ook geen gewone koe. Het is de lieveling van Rotkel.' 'Misschien kon hij niemand anders vinden?' Merceile hoorde de spottende toon niet. Ze was bang voor een rumoerige ontmoeting tussen Roi en de directeur. Ze wendde zich weer tot Gesine. 'Nou, luister, Gesientje, hier kun je niet blijven. Je baas zou wat krijgen. Ga terug naar het park, begrijp je?' De koe knikte alsof ze het had begrepen, maar bleef staan. 'Braaf beestje,' zei Roi sarcastisch vanuit zijn stoel. Merceile probeerde Gesine naar de deur te duwen maar daar was ze niet sterk genoeg voor. Ze liep naar de intercom. 'Eens zien of Rotkel op zijn kamer is. Dan kan hij zich bezighouden met Gesine. Het is tenslotte zijn koe! Intussen ben ik er bijna zeker van dat Gesine ons iets wil meedelen, maar wat?' 'Misschien kan haar baas er achter komen', zei Roi. Rotkel was klaar met de operatie en hij beweerde dat Derek Kandis over een paar dagen weer helemaal in orde zou zijn. Toen hij hoorde dat Gesine in de kamer van Merceile was, beloofde hij meteen te komen. Toen hij binnenkwam keek hij helemaal niet naar zijn koe, maar naar Roi Danton. 'Hm', gromde hij verlegen en hij wijdde zich aan Gesine die hem weer eens over zijn gezicht likte en daarbij zachte geluiden van welbehagen liet horen. Haar beweeglijke oren flapperden dankbaar. 'Wel, wat wil je tegen ons zeggen, liefje?' Hij keek in de richting van Roi die het gebeuren met belangstelling volgde. 'Ze heeft iets op haar hart, geloof me, mijnheer Danton.' 'Misschien krijgen we het nog eens te horen,' antwoordde Roi kortaf. 'Goedennacht', zei Rotkel toen hij Gesine de kamer uit manoeuvreerde. Merceile ging weer zitten. 'Zo, eindelijk rust,' zei ze, en toen werd er weer op de deur geklopt. Dat zou toch niet weer Gesine zijn? Misschien Rotkel die was teruggekomen? Wie zou dat kunnen zijn? Zo laat nog? Merceile deed de deur open voor Roi kon protesteren.
35
Er kwamen twee mannen de kamer binnen die hun energiewapens op Roi en de hoofdzuster richtten. 'Handen omhoog!' zei een van hen en aan zijn stem was te horen dat hij geen grapjes maakte. Al vierentwintig uur na zijn vluchtpoging merkte Lark Reesh een vreemde verandering in zichzelf. Niet alleen de pijn in zijn botten verdween dat zou wel een gevolg van de verpleging zijn, maar hij werd ook rustiger en meer tevreden. Opeens vond hij het leven in de isoleerafdeling niet meer zo troosteloos en hij bekeek zijn medepatiënten met heel andere ogen. Het waren arme donders die men moest helpen hun ellendige situatie te verlichten. Zuster Kunigunde, die na de geschiedenis met Derek Kandis hierheen was overgeplaatst, verbaasde zich het meest over de verandering in de anders zo lastige patiënt. Ze vertrouwde die vreedzaamheid niet. Bovendien dacht ze voortdurend dat ze lastig gevallen werd. Bij haar laatste ronde sprak Reesh haar aan. 'Luister goed, zuster. Ik wil met de directeur spreken.' 'Dr. Rotkel heeft een moeilijke operatie en het is al laat. Het kan morgen ook wel.' 'Nee, zuster. Ik heb gemerkt dat iemand deze nacht de zaak op stelten wil zetten.' Geschrokken deed ze een pas achteruit. 'Weer een uitbraak? Hoe weet u dat?' 'Men heeft zo zijn contacten. Drie mannen willen uitbreken. Bovendien zijn het patiënten van de psychiatrische afdeling, dus gevaarlijke knapen. Ik heb het een uur geleden gehoord.' 'U zult de directeur moeten uitleggen...' 'Laat dat maar aan mij over. Zult u hem inlichten?' 'Morgen, vandaag niet meer!' zei Kunigunde en liep weg. Daarmee maakte ze haar tweede grote fout. Reesh keek haar na en schudde zijn hoofd. 'Wat is er met jou?' vroeg Pen Srewe vanuit het bed naast hem. 'Heb je weer zin in een uitstapje? Ik doe mee!' 'Jij blijft hier', viel Reesh tegen hem uit. 'Op de eerste plaats zou je weer domme dingen doen en op de tweede plaats wil ik juist een uitbraak verhinderen.' 'Jij bent snel van mening veranderd!' 'Dat ben ik en dat heeft zijn redenen. Ik ben namelijk beter.' Srewe kroop weg onder de dekens. Hij was ervan overtuigd dat Reesh zijn verstand nu definitief had verloren. Maar Reesh was allesbehalve gek. Hij dacht logisch, in tegenstelling tot de meeste andere patiënten. Toen hij een dag na de mislukte vlucht poging zichzelf beter voelde worden, was het hem duidelijk dat er een reden voor deze vreemde genezing moest zijn. Nog een keer overdacht hij de gebeurtenissen van die dag en toen had hij de oplossing. Maar hij hield zijn vermoedens voor zich. Eerst wilde hij er helemaal zeker van zijn en dan de hoofdarts het sensationele voorval vertellen. Dat zou een verrassing zijn! Dus wachtte hij af tot hij er zeker van was dat alle symptomen van zijn ziekte waren verdwenen. Geen pijn meer in zijn armen en benen! Geen misselijkheid meer. En weer eetlust! En vooral voelde hij geen innerlijke onrust meer. Hij voelde geen drang meer om uit te breken en Tahun te verlaten. Hij was tevreden met zijn situatie. En daarom beviel hem het plan van de drie mannen niet, waarvan hij toevallig iets had opgevangen. Hij moest dit plan verijdelen voor de mannen onheil konden aanrichten. Toen zuster Kunigunde was verdwenen stond hij op. Hij reageerde niet op de vragen van zijn zieke vrienden en ging naar het toilet. Volgens zijn schatting moest het nu vlak voor middernacht zijn en de zuster zou nu gaan slapen. De wacht werd overgelaten aan robots. 36
En met hen zou hij het wel klaarspelen, zoals eerder al. Tien minuten later verliet hij de isoleerafdeling, nieuwsgierig nagekeken door de achtergebleven patiënten. Gelukkig kwam niemand op het idee met hem mee te willen. De patiënten hadden genoeg van uitbraakpogingen. Zo snel hij kon rende Reesh door enkele gangen naar de psychiatrische afdeling. Hij kwam een spraakzame zieke man tegen, die hem vertelde dat drie mannen wilden uitbreken. Toen begon hij vals te zingen en ging naar zijn bed. Reesh wist dat hij niets met hem kon beginnen. Hij kon de sporen gemakkelijk volgen. Een van de bewakingsrobots liep in een kringetje rond; de drie mannen waren hem te slim af geweest en had den er een belangrijk onderdeel uitgehaald. Ze hadden de zender uitgezet zodat niemand iets van de uitbraak had gemerkt. Bovendien was de robot zijn narcosepistool kwijt. Hij vond nog meer sporen; bij de volgende robot hadden de uitbrekers pech gehad. Voor ze deze robot onschadelijk had kunnen maken had deze een van de mannen verdoofd. Toen Reesh hem vond sliep hij nog steeds. Met veel moeite kon hij hem wakker krijgen en toen hoorde hij wat de twee anderen van plan waren. Voorzichtigheidshalve bracht hij de man weer in een diepe slaap voor hij doorrende. Nog steeds kwam hij niet op het idee alarm te slaan. Hij wilde de zaak alleen opknappen, dan zou het bewijs dat hij genezen was des te overtuigender zijn. Na een tijd rondgedwaald te hebben kwam hij bij het woongedeelte van de kliniek. Daar was het stil. Het personeel leek allang te slapen. Reesh had er geen flauw idee van waar de kamer van Rotkel was. En als hij het bewakingspersoneel van de kliniek zonder veel opzien te baren wilde alarmeren, moest hij eerst de directeur op de hoogte brengen. Plotseling zag hij twintig meter voor zich licht. Een van de deuren ging open en er kwam een man naar buiten. Hij droeg een uniform dat Reesh niet kende. Ook viel het hem op dat de man zijn handen half omhoog hield en heel voorzichtig liep. Hoofdzuster Merceile kwam hem achterna; ook zij liep langzaam en scheen zich niet lekker te voelen. Even later zag Reesh de reden van het merkwaardige gedrag van de twee personen. Na hen kwamen de twee uitbrekers de kamer uit; ze hielden hun wapens op Merceile en de ander gericht. Ze hadden dus de hoofdzuster gevangen, die ze gemakkelijk de kliniek uit konden krijgen. Reesh verstopte zich in een van de vele nissen en keek wat er verder gebeurde. Toen een van de uitbrekers de deur achter zich dicht deed ging het licht in de gang automatisch aan. De man zag er niet bepaald betrouwbaar uit. 'Vooruit!' zei hij tegen de gevangenen. 'Naar de uitgang! En wee degene die begint te roepen!' Ze moesten voorbij Reesh. De toestand was duidelijk. Als de voorop lopende man in uniform - dat was natuurlijk Roi Danton, maar dat wist Reesh niet - of Merceile iets zouden laten merken als ze Reesh zagen zou het element van verrassing verloren gaan. Dan kon de bevrijdingspoging van Reesh mislukken. Maar als ze zijn bedoeling begrepen en rustig doorliepen, zou hij het misschien klaarspelen. Rustig bleef Reesh staan met de narcosestraler in de aanslag. 'Niet zo lang blijven staan!' zei een van de uitbrekers. 'We willen voor de ochtend nog een eind verder zijn.' 'Jullie zullen niet ver komen', zei Merceile. 'Laat dat maar aan ons over!' Toen Roi Danton en Merceile op de hoogte van Reesh waren legde deze een wijsvinger op zijn mond. Tot zijn blijdschap liepen de twee rustig door ook al zag hij hun ogen even oplichten. Reesh zag dat de man naast de hoofdzuster zijn spieren spande... Toen kwamen de twee mannen; de linker ontdekte Reesh in de nis, maar een fractie van een seconde te laat. Voor hij zich kon verdedigen werd hij door de narcosestraler voluit getroffen. De tweede man wilde er van door gaan. Reesh kreeg hem te pakken voor hij 37
bij de volgende bocht was. Hij liet zijn wapen zakken. 'Ik was bijna te laat gekomen', zei hij alleen maar. Merceile liep naar hem toe en gaf hem een hand. 'Jij, Lark Reesh? Hoe kom jij hier?' 'Ik wilde de directeur waarschuwen toen ik toevallig hoorde over de geplande uitbraak. Ik kwam net op tijd.' 'Zeker. Overigens, mag ik je aan Roi Danton, de zoon van Rhodan, voorstellen ...' Reesh was openlijk verrast. Hoewel hij op een afgelegen planeet was geboren en getogen, had hij van Roi Danton gehoord. Blij gaf hij hem een hand. 'Dat is een gelukkig toeval, veel beter dan dat ik dr. Rotkel was tegengekomen. Hoofdzuster, ik heb iets belangrijks te vertellen. U vroeg mij hoe ik hier kwam en ik zag dat u verbaasd was. Zal ik u een geheim verklappen?' Toen ze knikte ging hij verder: 'Ik ben beter! Ik ben helemaal beter.' 'En de besmettelijke ziekte?' 'Heb ik niet meer! Geen pijn in armen en benen, geen misselijkheid, niets meer. Maar niet alleen dat, zuster! Mijn geestelijke instelling is ook veranderd. U weet dat ik altijd een rebelse aard heb gehad, dat ik met niets tevreden was en dat ik alleen door strenge bewakingsmaatregelen niet wegliep. U weet zelf dat ik het een keer geprobeerd heb.' 'Ja, dat is nog niet zo lang geleden.' 'Juist! En op die dag begon de verandering, en ik weet ook waardoor. Laten we dr. Rotkel wekken dan vertel ik het jullie.' 'Hij woont daarboven en zal wel slapen.' 'Laten we hem dan wekken. Begrijp het toch, hoofdzuster! Ik heb het serum tegen de besmettelijke ziekte ontdekt!' 'Kom mee', zei Roi Danton en liep voorop. 'Dat is wel de moeite waard om de directeur voor wakker te maken, ik hoop alleen voor je datje gelijk hebt.' 'Dat geloof ik zeker', zei Reesh. Rotkel deed verrassend snel open toen hij door de zoemer was gewekt. Toen hij Roi Danton, Merceile en Reesh zag, zei hij grimmig: 'Wil die kerel weer uitbreken? Dat wordt een gewoonte van hem...' 'Er zijn drie mannen uitgebroken. Ze werden verdoofd en zullen de komende uren wel rustig zijn.' Roi Danton wees naar de kamer. 'Kunnen we binnenkomen? We hebben iets belangrijks te vertellen.' 'Komt u maar.' Hij keek Reesh wantrouwig aan. 'Ik heb geen zin aangestoken te worden.' 'Reesh is genezen', zei Merceile en ging zitten. 'Daarom zijn we bij u. Reesh, begin en maak het kort. We hebben al veel tijd verloren.' Reesh legde in het kort de situatie uit en vertelde hoe hij Roi en Merceile had bevrijd. Toen kwam hij bij het belangrijkste punt van zijn verhaal: 'Toen ik een kleine week geleden met Srewe vluchtte en me in het park verstopte, verwondde ik mijn hand. De wond bloedde. Toen trokken wij Gesine in de kuil en het arme dier was verschrikkelijk bang. Het begon te stinken ...' Op dit punt van zijn verhaal werd hij onderbroken door een kwaad gehoest van Rotkel. Reesh corrigeerde zichzelf meteen: 'In ieder geval rook Gesine heel sterk naar een spul dat ik niet ken. Toegegeven, het rook niet eens slecht. In ieder geval kwam er vocht uit gaten in haar nek en dat vocht kwam in contact met mijn open wonden. Ik dacht al dat ik een bloedvergiftiging zou oplopen, maar het tegendeel gebeurde. De ziekte verdween en sindsdien voel ik me tevreden en gelukkig in het hospitaal. Begrijpt u wat er gebeurd is?' En of hij het begreep! Rotkel werd helemaal opgewonden en wekte LeFink en Ztlow hoewel die twee nog maar net in bed lagen. Even later kwamen ze de kamer van Rotkel binnen en stortten zich met hun onderzoekinstrumenten op Reesh. 'Nu weet ik ook waarom Gesine de laatste dagen zo aanhankelijk achter me aanloopt en 's nachts zelfs de kliniek binnendringt om me te zoeken. Ze wilde me duidelijk maken dat het vocht dat ze afscheidt het serum bevat!' Rotkel schudde zijn hoofd. 'Hoe kan ze dat geweten hebben? Ik had een hoge dunk van haar, maar zo intelligent...!' 'Ik hoop dat alles geen toeval blijkt te zijn', zei Roi Danton die nog altijd sceptisch bleef. 38
LeFink richtte zich op. Reesh lag op het bed van Rotkel. 'De patiënt heeft geen symptomen van de ziekte meer. Hij is helemaal genezen. Ik heb geen bezwaar tegen zijn ontslag.' Roi Danton liep naar Reesh en klopte hem op zijn schouder. 'Je hebt het gehoord, Reesh. Ontslag! Ik hoop dat je in dienst komt van de USO. We hebben iedere gezonde man nodig om de orde op de andere werelden te herstellen.' 'U hebt me', beloofde Lark Reesh en stond op. 'Was het nu werkelijk de geur van Gesine die me redde?' 'Het lijkt er wel op', zei dr. Ztlow. 'Morgen zullen we het zeker weten. En als je gelijk hebt, Reesh, moeten we iemand aanstellen die Gesine dag en nacht oppept zodat we genoeg van het serum krijgen.' Dr. Rotkel zei niets. Hij schommelde tussen voldoening en trots aan de ene kant en medelijden aan de andere kant. Zijn Gesine! Terwijl de mensen versuften werd het wonderlijke dier van dag tot dag intelligenter. Haar naam zou vermeld worden in de geschiedenis van de planeet Tahun. 'Morgen valt de beslissing', zei hij en onderdrukte met moeite een geeuw. Ze gingen weg, ieder naar zijn eigen kamer. Alleen LeFink en Reesh hadden nog iets te doen. Ze brachten de verdoofde uitbrekers terug naar de psychiatrische afdeling, waar ze de volgende dag laat wakker werden en niet wisten hoe ze daar teruggekomen waren. Ze begonnen te geloven dat ze nu definitief gek waren geworden, een bewijs dat ze juist helemaal niet gek waren. Er begon een nieuwe reeks onderzoeken en analyses in het laboratorium nadat de vorige experimenten waren stopgezet. Gesine moest het vocht leveren en al een dag later slaagde men er in de welriekende stof synthetisch te maken. Daarmee werd de koe, die het vocht alleen maar afscheidde als ze opgewonden was, ontlast. Uit de experimenten bleek dat het vermoeden van Lark Reesh juist was geweest. Het nieuwe serum genas niet alleen de besmettelijke ziekte, maar ook de geestesgesteldheid. De behandelde mensen werden tevreden en ongevaarlijk. Zelfs de meest weerspannige patiënten, of ze nu wel of niet de besmettelijke ziekte hadden, werden na de injectie zo mak als lammetjes, die al snel verlangden naar lichte bezigheden en iedere kleine taak blij en naar tevredenheid van het personeel uitvoerde. Het zag er naar uit dat men op Tahun het grootste gevaar had overwonnen hoewel de dreiging voor de hele Galaxis onverminderd bleef bestaan. Want ondanks het serum bleef de mensheid versuft. Op Tahun werd iedereen ingeënt. De epidemie werd snel bedwongen en opstanden bleven verder uit. Er was minder verplegend personeel nodig en gezonde mensen werden ontslagen. Zo ging het ook in de kliniek van Rotkel. Maar Rotkel wilde de vrijgekomen mensen allemaal voor zijn kliniek houden. Hij voerde felle discussies met Roi Danton, die steun kreeg van Merceile. Ze pedotransformeerde in de arts en dwong hem rustig te luisteren naar de argumenten van Danton. Toen hij eindelijk inzag dat er veel grotere problemen waren dan die van zijn kleine wereldje, gaf hij toe. Tenslotte namen de mannen in alle vriendschap afscheid. Mira had Merceile gevraagd haar aan te stellen als verpleegster in de kliniek. Ze was het leven op het kleine schip beu en voelde zichzelf overbodig. Harm Davis en zijn vrienden wisten dat het afscheid van de planeet Tahun niet ver meer was. Er was nog een probleem dat niet zo gemakkelijk kon worden opgelost. 39
Fen Dal, Coal Rider, Ko-Fo-La en Muller kregen van dag tot dag minder zin om de noodzakelijke handelingen te verrichten. Ze werden steeds luier en suffer. Het bekende effect was niet te stoppen. Juist toen Harm Davis er weer eens over nadacht wat hij met zijn mensen moest beginnen als ze opeens in actie moesten komen, zag hij Roi Danton met een andere man dwars door het park naar het schip toekomen. Ze bleven staan op de open plek, aaiden de grazende Gesine en wachtten op een derde man, die iets langzamer achter hen aankwam. Harm Davis overtuigde zich ervan dat zijn vier vrienden zoals gewoonlijk aan de rand van het bos lagen te doezelen, klom toen de korte ladder af en liep de drie mannen tegemoet. Roi Danton stelde de twee mannen die bij hem waren, voor. 'Dit is Derek Kandis, USO-specialist en zojuist door dr. Rotkel voorwaardelijk genezen verklaard en ontslagen uit de kliniek. Kandis heeft een verwonding aan zijn strottenhoofd en zijn voet. Lark Reesh ken je al. Aan hem hebben we de ontdekking van het serum tegen de besmettelijke ziekte te danken.' 'Zullen we naar binnengaan?' vroeg Harm Davis. 'Ik veronderstel dat jullie niet alleen gekomen zijn om mij gedag te zeggen.' 'Dat is zo, laten we naar binnen gaan.' In de commandocentrale van de Barka was genoeg plaats voor iedereen. Ze gingen zitten. Roi Danton zei: 'Ik heb een speciale opdracht voor je, Harm. Ik heb er al voor gezorgd datje bemanningsleden, die helaas niet meer helemaal fit zijn, in de kliniek worden opgenomen. Je hoeft je geen zorgen over hen te maken, want ze worden verpleegd door een goede en bekwame verpleegster: Mira. In plaats van hen krijg je deze twee mannen. Ze zullen met je meegaan. Jullie moeten naar Quinto-Center vliegen en proberen te landen. Als er nog gezonde officieren op verantwoordelijke posten zijn nemen jullie contact met hen op. Derek Kandis zal je alles uitleggen. Het gaat er om de verantwoordelijke personen op QuintoCenter ervan te overtuigen dat er nog maar een manier is om het hoofdkwartier van de USO te redden. De kunstmaan moet van positie veranderen om niet door de zwerm overspoeld te worden.' Harm Davis zei verbaasd: 'Denkt u dat Quinto-Center van de ene plek naar een andere plek in de melkweg gebracht kan worden en daar opnieuw verankerd kan worden?' 'Waarom niet? Technisch is het mogelijk, de vraag is alleen of er genoeg mensen zijn om dit plan te verwezenlijken. En dat is wat jullie moeten uitzoeken. Ik blijf op Tahun maar zal zo snel mogelijk contact met jullie opnemen. Jullie krijgen de geheime frequenties nog van me.' Roi Danton glimlachte. 'We doen dit in het belang van het zonne-imperium. Van Perry Rhodan hebben we al lang niets gehoord. Hij concentreert zich op de zwerm en hulpeloze planeten. Hetzelfde zal ik van hier uit doen. Ik zal zoveel mogelijk gezonde mensen naar werelden sturen die in gevaar zijn.' 'Wanneer vertrekken we?' vroeg Harm Davis. 'En wie vertelt mijn mensen dat ze te suf zijn om met mij mee te gaan?' Roi Danton zuchtte. 'Ik begrijp je bitterheid en ik bewonder je inzicht. Maak je geen zorgen, dat neem ik op me. Intussen kun je met Kandis en Reesh de details bespreken. Ik zou willen dat jullie morgen al vertrokken.' Roi Danton verliet de commandocentrale. Ze zagen hem naar het groepje aan de rand van het bos lopen; hij ging zitten en begon met de mannen te praten. Zuster Mira kwam met een klein plat koffertje uit de kliniek. Er zaten vier pneumatische injectiespuiten met het nieuw ontwikkelde serum in. Fen Dal en zijn drie vrienden zouden spoedig vreedzame en zeer gelukkige patiënten zijn. De volgende dag werden overal op Tahun zieken uit hospitalen ontslagen. Roi Danton had met de leiding van de medo-planeet gesproken over zijn voorstellen. Het had weinig zin de lichte gevallen vast te houden in de toch al overvolle hospitalen. De 40
aanvoer naar Tahun stond stop en hoewel er nog genoeg genees- en levensmiddelen waren zou dat niet eeuwig duren. Het belangrijkste was te zorgen dat er voedsel kwam. Er waren steeds weer mensen die niet zo versuft waren dat men hen geen groepen enigszins verstandige patiënten kon toevertrouwen. Ze werden overgebracht naar de vruchtbare gebieden van Tahun, waar ze dankzij het zachte klimaat buiten konden slapen. Ze moesten onderkomens bouwen en dan beginnen met het verbouwen van graan en groenten. Ze kregen machines en zaaigoed. Er werden nog meer genezen patiënten ontslagen en al na een paar dagen had Roi zesentachtig vrijwilligers. Als hij deze mensen op een weloverdachte manier naar andere werelden stuurde, als zij het rustgevende serum daarheen brachten en zorgden voor de systematische verspreiding daarvan, zouden de zinloze plundertochten tenminste ophouden. Het begon er minder hopeloos uit te zien. En aan wie was dit allemaal te danken? Gesine! Het slimme dier had snel in de gaten dat het zich zo ongeveer alles kon veroorloven. De laatste dierbare rozen van Rotkel waren allang verdwenen en de wonderkoe keek uit naar andere geneugten, die haar tot nu toe waren ontzegd. Ze begon ermee buiten het park te gaan. Ze maakte lange tochten, waarbij de dikke directeur van de ene plaats naar de andere rende om zijn lievelingskoe terug te vinden. Hij kreeg het niet over zijn hart het dier in een stal te zetten of aan een ketting te leggen. Gesine scheen dat te weten. Maar op de dag, waarop de Barka vertrok naar Quinto-Center, kwam ze 's avonds niet terug naar het park van de kliniek. Dr. Rotkel had al alle bekende plekjes van de koe afgezocht maar haar niet kunnen vinden. Langzaam raakte Rotkel in paniek. Hij kwam toevallig Roi Danton tegen en begon zo tegen hem te schreeuwen dat de zoon van Rhodan er de voorkeur aan gaf zich snel in veiligheid te brengen. Hij dacht wel dat de directeur weer naar zijn koe liep te zoeken. Merceile kon maar een zwak glimlachje opbrengen voor het gemopper van Roi. Ze was klaar met werken en wist dat Roi nog hoogstens een of twee dagen op Tahun kon blijven. Er was deze keer niets van vakantie gekomen, maar toch hadden ze een paar uur voor zich zelf gehad. 'Maar Roi, Gesine heeft ook bepaalde behoeften...' 'Wat wil je daarmee zeggen? Die Dikke is tegen me uit gevallen alsof ik de kaas van zijn brood heb gegeten. Mon Dieu, als ik niet zou weten dat hij zo'n goede arts is en als ik hem als een normaal mens zou zien ...' 'Hij houdt van Gesine', bracht Merceile hem in herinnering, 'hij is gewoon bezorgd over haar en daarom wat nerveus.' 'Wat nerveus?' Roi ging zitten en schudde zijn hoofd. 'Die zou ik wel eens echt nerveus willen meemaken! Waar is die koe eigenlijk?' 'Ik denk dat ze gevolg geeft aan een sterke natuurlijke neiging. Ik denk dat ze op de duur niet genoeg heeft aan de warmte van Rotkel.' 'Je bedoelt...?' Roi keek Merceile onderzoekend aan. 'Maar op Tahun zijn er toch geen andere koeien en zeker geen stieren!' Ze schonk hem een glas wijn in. 'Dat denk je, liefste, en Rotkel misschien ook. Maar ik weet dat Gesine destijds niet alleen naar Tahun is gekomen. Er werd ook nog een stier meegebracht, maar de twee arme beesten werden onmiddellijk gescheiden. Ik weet niet waar de stier is gebleven. Waarschijnlijk vrolijkt hij de patiënten van een andere kliniek op en het is heel goed mogelijk dat hij net zo lekker ruikt als Gesine als hij zich opwindt.' Roi schudde vol onbegrip zijn hoofd. 'Ik moet je zeggen dat er heel wat problemen op Tahun zijn! Het hoofd van een kliniek is verslingerd aan Gesine en nu wordt die Dikke bedrogen door een stier.' 'Ze zal terugkomen, want ze is niet ondankbaar. Het zal alleen moeilijk zijn aan de directeur uit te leggen dat Gesine hem niet alleen in haar hart heeft gesloten. Ik vraag me af hoe ze dat allemaal weet. Ze is toch niet helderziende!' 41
'Ze heeft hem geroken!' zei Roi. Merceile klonk met hem. 'Op de toekomst,' zei ze en het was te horen dat ze vast besloten was van onderwerp te veranderen. Er waren nog andere thema's. Gesine stapte over de straat die precies in de richting liep van waaruit de geur kwam. Gisteren was de wind uit het westen gekomen. Ze kwam voorbij een groepje vreedzame landarbeiders die kortgeleden uit de kliniek waren ontslagen. Een van hen wees met zijn schop naar de koe. 'Verdomd, is dat niet onze Gesine? Ze zal wel uitgebroken zijn.' 'Uitgebroken? Onmogelijk, dat zou de Dikke allang gemerkt hebben.' 'Onzin! De kliniek ligt dertig kilometer verder. Voor hij een spoor van Gesine vindt is ze allang in de bergen verdwenen.' 'Vooruit, laten we haar vangen!' Maar Gesine was een slim dier, vooral nu ze een aantrekkelijk doel had. Ze begon te galopperen en stormde dwars over de pas geploegde akker. Na enige tijd zagen de achtervolgers alleen nog maar een stofwolk. De mannen gaven het op en gingen naar hun werk terug. 'Dan moet de Dikke zijn stomme koe zelf maar vangen', zei een van hen kwaad. 'Ben ik een torero?' 'Maak die gaten niet zo diep', zei een ander en bewees daarmee dat hij Gesine al weer vergeten was. Rotkel, die de volgende dag met zijn electroauto de af en toe duidelijke sporen van zijn koe volgde, stopte bij het groepje mannen. Hij hoorde natuurlijk de geschiedenis en toen werd het hem duidelijk waarom de koeienvlaaien in de sloten naast de weg soms ontbraken. Gesine was voortdurend van richting veranderd. Omdat de weg een bocht maakte reed hij na de ingewonnen informatie verder over dezelfde weg en zag daar de eerste hoop weer liggen. Midden op de weg. Hij had het spoor van Gesine weer gevonden! Van nu af aan ging het sneller. Gesine had veel eetlust en een snelle stofwisseling. Soms verliet zij de weg maar alleen als deze een bocht maakte en niet precies naar het westen voerde. Daarmee was de zaak voor Rotkel duidelijk: Gesine volgde een geur die uit het westen kwam! Hij zou veel tijd uitsparen als hij eenvoudig de weg volgde. Die ging naar Grandel-Village! Eigenlijk niet meer dan een negorij. Midden in het dorp stond een hospitaal voor herstellende zieken, bungalows stonden in de bossen rond om het gehucht. Dit alles lag in een omgeving van bergen, meren en weiden. Een waar paradijs, ook voor een koe! Toen Rotkel bij het gehucht kwam ging hij langzamer rijden. Het viel hem op dat er niemand op straat was. Bij vroegere bezoeken was dat altijd anders geweest. Toen had hij zich nauwelijks met zijn auto door de hoofdstraat kunnen worstelen, zoveel voetgangers waren er toen. Vandaag was er geen levende ziel te zien. Er moest iets gebeurd zijn. Misschien een ontsnapping, een opstand. Of nog iets ergers... Eindelijk zag hij een oude man op een bank zitten. Hij stopte, stapte uit en deed zijn best om rustig en vriendelijk te blijven hoewel hij van binnen ziedde. Hij wist dat Gesine in de buurt was, hij rook haar letterlijk. 'Goedemiddag, beste vriend. Rustig vandaag in Grandel-Village, niet?' De oude keek op en bestudeerde Rotkel aandachtig. Toen schudde hij bedachtzaam zijn hoofd. 'Er is zelfs een heleboel te doen, dikke vriend. Er is een koe naar ons toegekomen. Onze stier heeft een feestdag, geloof dat maar!' Rotkel verslikte zich bijna. 'Stier...?' De oude man bekeek hem nog eens. 'Nog nooit van een stier gehoord, dikkertje?' 'Ik ben hoofdarts dr. Truc Rotkel en niet "jouw dikkertje"!' 'Mager ben je ook niet', antwoordde de oude man. 'Wat heeft jouw titel met die koe te maken?' 'Het is mijn koe, mijn Gesine! Ze is weggelopen.' 42
'Dan zal het haar niet goed bevallen bij jou, en ik weet zeker dat de stier haar meer te bieden heeft dan jij. Weetje dat er op heel Tahun maar een zo'n stier is?' 'De duivel mag die stomme stier van je halen', antwoordde Rotkel. Zijn gezicht veranderde van kleur maar hij hield zich in. 'Zo, hebben jullie hier een stier? Hoe zit dat?' 'Ongeveer twee jaar geleden hebben ze hem meegebracht. Hij kwam met een schip, geloof ik. Sindsdien is hij hier. Een wonder dat hij nog niet is geslacht.' 'Geslacht...!' Rotkel kreeg bijna geen lucht meer want wat er met de stier had kunnen gebeuren zou ook met Gesine gebeurd kunnen zijn. 'Waar is hij, die stier? En vooral: waar is mijn koe?' De oude grijnsde. 'Bij de stier natuurlijk, waar anders. En het hele dorp kijkt toe.' Rotkel sloeg zijn handen voor zijn gezicht. Geen twijfel mogelijk, de oude man was aangetast. 'Waar zijn de stier en de koe?' wilde hij weten. 'Vlakbij, twee straten verder en dan naar links. Op de wei. Die hebben we afgezet en vandaag zijn er snel banken omheen gezet.' 'Banken...?' De oude knikte weer. 'Zo lang kan geen mens blijven staan', legde hij uit. 'Ik zelf ben te oud om mij voor zulke dingen te interesseren. Twee runderen die elkaar eindelijk gevonden hebben - wat is daar nou aan? En ga nu weg, Dikke, ik wil rust.' Geschokt draaide Rotkel zich om. Hij ging achter het stuur zitten en zette de motor aan. Langzaam reed hij in de aangegeven richting en twee straten - eigenlijk waren het paden verder sloeg hij linksaf. Al van verre kon hij het gebrul van de menigte horen. Als bij een stierengevecht, dacht hij ontzet. Hij stopte en stapte uit om de rest van de weg te voet af te leggen. De toeschouwers letten niet op hem. Ze zaten te brullen. Ze waren allemaal versuft. Rotkel vond een hoge plaats, van waaruit hij over de hoofden van de voorste rij kon kijken, en hij was ten diepste geschokt door wat hij zag. 'Stop!' riep Rotkel. 'Ophouden! Dat is mijn koe, mijn Gesine! Weg met die stier!' Een woest uitziende man voor hem keerde zich om en keek hem aan. 'Wat je zegt, is dat jouw koe?' Toen knikte hij goedmoedig. 'Nu goed, als je er op staat vragen we geen dekgeld.' Toen viel dr. Rotkel flauw. Even later werd hij gevonden door dr. LeFink die zijn chef achterna was gegaan. Hij was in gezelschap van de oude man die op de bank had gezeten. 'Ja, ja', zei de oude man en hij hielp LeFink om Rotkel naar de auto te brengen. 'Hij schijnt iets tegen die stier te hebben en we willen nog wel een hele kudde van die beste koeien fokken. Jammer dat ik dan allang dood ben.' 'Het eerste kalf kun je spoedig bezichtigen in de orthopedische kliniek', nodigde LeFink hem vriendelijk uit, nadat ze Rotkel in de auto hadden gezet. 'Vanavond stuur ik een paar mensen om Gesine op te halen. Ze kan haar pretje in Grandel-Village hebben, maar ze hoort bij ons! Tot ziens.' Hij reed weg. Voor men Gesine kon ophalen kwam ze alleen naar huis. Ze kwamen haar halverwege tegen, laadden haar in de transportwagen en lieten haar weer los in het park. Ze stond even op de open plek en keek naar het westen in de richting van Grandel-Village. Toen zag ze dr. Rotkel aankomen. Het werd al donker maar het park was verlicht door de lampen van de kliniek. De koe begroette hem op de gewone manier: door hem in zijn gezicht te likken. Ook Merceile en Roi Danton kwamen er aan, gevolgd door een speciale robot, die de afgelopen weken en maanden vaak in de buurt van Roi was. Hij zag er uit als een mens en had verbazingwekkende mogelijkheden. Gesine begroette ook Merceile en Roi Danton, al was het wat meer terughoudend. 43
Toen liep ze naar de robot die ze nog niet had gezien omdat hij pas vandaag uit de stad was gekomen om Roi op te halen. Een meter van hem vandaan bleef ze plotseling staan en snoof. Dat was een vreemde geur voor haar. Misschien rook de robot een beetje naar olie, wie zou het zeggen? In ieder geval waren de bewegingen van Gesine uiterst voorzichtig toen ze naar hem toeliep en snuivend haar kop optilde om de geur goed in zich op te nemen. Roi Danton keek geïnteresseerd toe wat er verder gebeurde. Gelukkig greep Rotkel niet in en respecteerde de wetenschappelijke interesse van Danton. Merceile glimlachte. Plotseling, totaal onverwacht, draaide Gesine zich om en gaf de robot een trap met haar linkerachterpoot. Toen galoppeerde ze de open plek op en kwam in een grote boog weer terug. De robot viel om. Roi Danton rende er naar toe en probeerde hem weer op de been te helpen. Dat lukte hem met de hulp van Merceile maar toen kwam Gesine alweer als een aanvallende buffel aangerend. Rotkel wierp zich met ware heldenmoed voor haar om verdere ongelukken te voorkomen. Het lukte hem het wild geworden dier tegen te houden en te kalmeren. Roi Danton was bezig de robot ervan te overtuigen dat het alleen maar een vergissing was geweest. Maar Gesine wilde de robot nog eens grondig onderzoeken en deze keer gaf ze hem geen trap. Integendeel, ook de robot kreeg een lik in zijn gezicht van de ruwe tong van Gesine en gelukkig legde de denkende machine dit niet uit als een aanval. 'Zou wel eens willen weten onder welke rubriek van zijn geheugen hij dat onderbrengt', zei Roi Danton toen ze even later weer terugliepen naar de kliniek. 'Ik moet toegeven, dr. Rotkel, dat die Gesine van je een uniek exemplaar is. Ik hoop dat ze spoedig een gezond kalfje ter wereld brengt.' 'Eens zal er een hele kudde zijn', voorspelde Merceile. Ze zag Roi Danton grijnzen en werd rood. 'Ik zou graag nu al afscheid van je nemen, dokter', zei Roi toen ze bij de hoofdingang kwamen. 'Ik zal morgen in alle vroegte vertrekken en de zesentachtig vrijwilligers de laatste instructies geven. Ze worden van hier uit naar verschillende planeten gebracht. Zelf ga ik terug naar Olympus. Anson Argyris heeft me nodig. Misschien kunnen we met het nieuwe serum een deel van de opstandige bevolking tot rust brengen. Het leven moet doorgaan, vooral op Olympus, want het leven van vele werelden, niet alleen dat van de bevolking van de Aarde, hangt af van regelmatige aanvoer.' 'Ik ben blij kennis met u gemaakt te hebben', zei Rotkel. 'En zolang hoofdzuster Merceile een medewerkster van mij is, ben ik natuurlijk altijd bereid haar vakantie te geven als u tweeën dat wenst.' 'Op het ogenblik is er geen tijd voor vakantie, beste dokter, maar later kom ik graag terug op je aanbod. Slaap lekker en vergeet niet...', hij glimlachte en ging na een korte pauze verder, '... en vergeet niet Gesine af en toe ook vakantie te geven. Naar Grandel-Village bedoel ik.' Rotkel lachte tot de tranen hem over het gezicht liepen. LeFink en Ztlow die ook bij het groepje kwamen staan, hadden hun baas nog nooit zo zien lachen. Ze wisten nu zeker dat hij de schok van de stier te boven was gekomen. 'Ze kan gaan als ze wil, hoofdzaak is dat ze altijd terugkomt.' Ze gaven elkaar een hand. Roi Danton wist dat niet alleen de kosmo-orthopedische kliniek in goede handen was, maar ook de andere klinieken op Tahun. Deze technologische wereld die als alle andere werelden een wankel evenwicht had, dat ieder moment kon verbroken worden, was dankzij het nieuwe serum buiten gevaar. De formule zou overal bekend worden gemaakt en het serum zou in elk laboratorium gemaakt kunnen worden. Ze waren een stap verder. Dankzij Gesine! 'Goede vlucht', wensten ook LeFink en Ztlow hem toe. Merceile en Roi Danton gingen weg. De artsen deden nog een ronde door de ziekenafdeling. Het cappinmeisje en de zoon van Rhodan bleven nog lang in de kamer van Merceile om afscheid te nemen. Ze wisten geen van tweeën wanneer ze elkaar weer zouden terugzien 44
maar ze hadden beiden veel vertrouwen in hun gemeenschappelijke toekomst. Hun eerste zorg gold het welzijn van het zonne-imperium, dat zozeer met hun eigen lot was verweven. Het een hing van het andere af. 'We spelen het wel klaar', zei Roi Danton optimistisch. 'We zullen het gevaar afwenden. Misschien kunnen we de zwerm afleiden zodat hij een andere richting inslaat. Misschien kunnen we hem er toe bewegen onze melkweg weer te verlaten. Ik weet het niet, maar ik weet wel dat we het eerste gevaar, namelijk het ongecontroleerde gedrag van mensen, enigszins hebben bezworen.' 'Je hebt veel vertrouwen, Roi. Wat ga je op Olympus doen?' 'Anson Argyris helpen de mensen tot rede te brengen. De handelsplaneet moet doorfunctioneren, het containerverkeer moet in stand blijven. Dat is mijn eerste zorg. Nu weet ik dat het zal lukken.' 'Wanneer zien we elkaar weer?' 'Dat weet ik niet, Merceile. Dat moeten we afwachten.' Hij keek even peinzend naar het plafond. 'Ik zou willen weten hoe het met Ovaron gaat, tweeëndertig miljoen lichtjaren ver weg. Kan hij het rijk van de Ganjasen bij elkaar houden?' 'Zeker kan hij dat.' Hij keek haar aan. 'Je mocht hem graag, niet?' 'Hij was een goede vriend', zei ze. 'En hij is het nog en zal het altijd blijven.' 'Hij is ook onze vriend, Merceile.' Hij wees naar de halflege wijnfles. 'Nemen we nog een glas... ?' Morgen kwam er weer een eind aan het korte samenzijn. Morgen begon er een nieuwe dag.
Het 'Tussenspel op Tahun' toont aan dat met slimheid en een beetje geluk ook de moeilijkste problemen op een door de versuffing getroffen wereld op te lossen zijn. In het heelal is het niet anders. Zo lang niet alle passagiers of bemanningsleden van een ruimteschip door de versuffing getroffen zijn, is er een kans op redding. Dat blijkt in: ONTMOETINGSPUNT TUSSEN DE STERREN . . .
45