JAN BLOKKER
Op zoeknaareenoom
U I T G E V E R I J D E B E Z T G EB I J A M S T E R D A M
\__- .a
@ Copyrigbt Pao by...
76 downloads
450 Views
3MB Size
Report
This content was uploaded by our users and we assume good faith they have the permission to share this book. If you own the copyright to this book and it is wrongfully on our website, we offer a simple DMCA procedure to remove your content from our site. Start by pressing the button below!
Report copyright / DMCA form
JAN BLOKKER
Op zoeknaareenoom
U I T G E V E R I J D E B E Z T G EB I J A M S T E R D A M
\__- .a
@ Copyrigbt Pao by Jan Blokker, Amsterdam Omslag en illastratíes: Laara Gerding voor bet eerstin het Kínderblad Kris Kras Het boeh zterscbeen De naam ooor het boek ruerd bedacbtdoor CocheKoops, díe daarrneede desbetret'lendeprijsvrmg uon
Voor Jan,Tanja en lessica Geert'uoorÁnneke en vunr.!)ege
p een donderdagliepen Tanja en Martijn door de Groote Straat naar school,toenzeop eenstoepjeeenjongetjezagenzrtten,dat huilde. Nu is dat misschienniets bijzonders,want er zít altíjd wel ergenseen jongetjete huilen op een stoepje.Somsis het in de Groote Straat, en dan merk je het; en eenanderekeer is het in Calcutta,en dan merk je het niet, omdat Calcutta tamelijk ver is. Trouwens- de meestemensenmerktenhet in de GrooteStraatniet eens,want ze haddenhaastom op kantoor te komen,en je weet: wie te laat op kantoor komt, die moet de heleochtendin de prullenmandstaan. Maar Tanja en Martijn die zeidentegenmekaar:'Kijk's aan, daarzít eenjongetje op eenstoepjete huilen,dat is wat voor àns.De juffrouw heeft gezegddat we aardig moetenzijntegenjongetjesdie op stoepjeszittenhuilen,en duswachtenwe hier even.En als we dan te laat op schoolkomen, dan is het voor een goed doel geweest.' Ze vonden het een uitstekend ídeezo maar op een dag te laat op school te komen.
Ze kwamen toch al elke dag op tijd, en dat gaat vervelen.Daarom stondenze met z'n tweeënstil, en Tanja deedeen stapjenaar voren.
'Hé, jongetje,'vroegTania aan het jongetje dat op dat stoepiezat te huilen. '\flaarom huil jij?' Daar keek dat jongetje van op. Hij had daaraI eenuur zítten huilen, en niemand had hem nog geYraagdwaarom.
'\flie ben jij?'vroeg híj aanTanja. 'Ik ben Tanja,' zeiTanja. 'En ik ben Martíjn,' zeíMartijn. 'We zijnvan plan telaat op schoolte komen,' zeídenzesamen.'Vaarom huil jij?' 'Dat zal ik je zeggen,'zeí het jongetje,terwijl hij de tranen uit zijn ogenveegde. 'Omdat ik geenoom heb.' Dat was me war. Tanja en Martijn keken mekaarverbaasdaan,want zoietshaddenze nog nooit bij de hand gehad.Tanja had eenoom die oom Jan heette,en Martijn had óók een oom die oom Jan heette- en iederkind heeft wel een oom die oom Jan heet. Maar Martijn had er nog veel meer.Die had eenfoto met al zijn ooms:met eenoom Gozewijn, die was brandweer; en een oom Hendricus,die was bakker; en een oom Christi\ aan, die was roverhoofdman; en een oom Boudewijn, die was loodgieter;en nog een oom Karel, die deed de hele dag niets. Er waren oomsbij
R
\-:t
de vleet, maar daarmee was dat jongetje nog niet geholPen. 'Dit is een ernstig gevalr' zeí 'FIoe heet Martijn dan ook.
j.?' 'Ik heet Alexander,'zei het jongetje,en omdat hij geenr kon zeggen,zeí hij eigenlijk: I
'Ik heetAlexandel.'Maar daargaathetniet om. 'Zullen we je helpen?'vroegTanja. 'Natuurlijk,' sprak Martijn vastberaden.'Ga maarmee.' En hij pakte Alexander bij de rechterhanden Tanja bij de linker, en met z'n drieënstaptenze op eenlangeman af, die in de GrooteStraatop to-tt4 {At de tram stondte wachten. X)ix aa 'FIé, meneer,'riep Martijn in de hoogte,want hij dacht:dat is misschienwel eengeschikteoom voor Alexander. Maar die man pakte z'n tas op, stak z'n pakje brood er in en riep: 'Zíe je dan niet dat lijn 225 er aan komt? Ik moetmet lijn 225 meel' En weg washij. Toen zagenze eendikke agentvan politie aaíkomen,en Martijn zei: 'Ve vragenhet die agent,want agentenmo€ten allemaaloomszíjn',en hij ging er rechtop af. Maar die agentzei: 'scheerje weg. Ik zoek een man die net in lijn225 is gestapt,want die heeft een pakje boterhammenmet kaas gestolen,omdat hij geen boterhammenworst lust.' En de dikke agent holde op zijn dikke benenachter lijn 225 aan, want wie geen lust, die moet naar het politiebureau.Het zou me een mooie boterhammenworst boel worden als iedereenz'n boterhammenmet boterhammenworstmaar liet staan! Zodra de agentwas \/eggehold,zagenze eenheleoptocht van de Postharmonie, maar die optocht zeíniets.Die marcheerdegewoonvoorbij omdat de Postharmojaar bestond,en alle auto'sdie er achterredentoeterden,aannie tweeënzeventig geztenze níet konden opschieten. 'Dit lijkt nergensnaar,' zei Tanja daarom.'\[e moetenhet andersaanpakken.' 'Misschienmoetenwe naal Aflika,' zei.Llexander. 'Vat moetenwe daar?'vroegMartijn. 'In Aflika heb je bomen,'zeiAlexander,'en daal gloeienooms aan.'
'Aan de bomen?Dat kan niet,' zeiTanja. '\trèI,' zei Alexander.'In Aflika hebje oombomen, en daalgloeienboomomenaan.' Daar moesrMartijn verschrikkelijkom lachen,want hij geloofdehet niet. 'Maal jij bent ook nooit in Aflika geweest,'zeí Alexander. 'Jij dan wel?' vroeg Martijn. Maar nee- Alexanderook niet. 'Ve moetenop onsgemakeenoom zoeken,'steldeMartijn nu voor. 'Dit zijn geen dingendie je in de gauwigheidkunt opknappen.' 'Maar dan kunnen we voorlopig niet naar school,'zeiTania, en dat begrepenze alle drie. En omdat de schoolintussenal was begonnen,nam Martijn een groot stuk papieren daar schreefhij ietsop. rVegensomstandighedenhomenwij niet op schooltotdat Alexander een behoorlijkeoorn heet't. Ja, dat schreefMartijn op z'n stuk papier,en met z'n drieënprikten ze dat op de deurvan de school. Maar toen het er eenmaalhing zeiTanja, dat er nog wel wat bij kon. En zij nam ook eenstuk papieren daarschreefze op: Vegens omstandigbedenkan eigenlik de scbool beter belernaal dicht gda.n, net zo lang tot Alexander een lie',reaardige oom beeft geztonden.
'Jullie hebbenaltijd zoveelwoordennodig,' zeiMarrijn, maar ze prikten het stuk papier vanTanja toch maaronder dat van Martijn op de schooldeur. En daarnagingenze met z'n drieënop stap. Eerstliepenze de Groote Straat uit, en toen ze díeuit waren, gingen ze de Kleine Straat door. F-nze liepen net zo lang
tot ze de helestad uit waren,en in de verte de wereld zagenliggen.En daar liepen ze toen in. Toen ze al eentijdje gelopenhadden,zagenze ineenseenbord en daar stondop: reus! Opgepast!Oaerstekende 'Vat is dat voor eenleus?'vroeg Alexandergeschrokken, want hij wist van niets. 'De ReusSchuifelband,'zeí Tanja, maarmeerwist ze er eigenlijkook niet van. Maar die reusbestènd.Sommigemensenzeidendat hij erg gevaarlijkwas, en anderenverteldendat het eengoeiïgereuswas, een sul van eenreus,die geenvlieg kwaad deed.Maar je kon nooit weten,en het wasin iedergevaloppassengeblazen. IO
Martijn zei: 'Niemand hoeft hier bangte zijn, als we maarop de weg blijven. De Reushoudt zích alleenmaar op in bosrijkegebieden.' '\flat is het dan voor eenleus?'vroegAlexander. 'Het is geenleus,maareenreus,'zei Martijn. 'Ja, maar ik kan nou eenmaalgeenI zeggen,'zuchtte Alexander. 'Geenr zal je bedoelen,'zeíMartijn. 'Dat zegik toch. Geenl,' zeiAlexander. 'Ffou jullie toch op,'riep Tanja uit. 'Moet jullie kijken wat daar aan komt! Een vrachtwagenvol ooms!' 'O, war benjij eensufferd,'riepMartijn toende autovoorbijreed.'Jezíettochwel En de man van die verhuiswagenheet Ooms. wat dar is?Dat is eenverhuiswagen. Daar zíttengeenoomsin, daar zitten meubelenin!' FIet was zo,enze moestener alle drie om lachen. 'Dus die leus.. . .' begonAlexanderweer. 'Die reus,' zei Martijn, 'die zít alleenin bosrijkegebieden,en hier hoevenwe niet bang te zíjn.' En na eentijdje gingenze met z'n drieënin het graszitten om eenstukjete eten. 'Vat etenwe?'vroegMartijn. '\fle hebbenvijf broodjes,'zei Tanja, 'en daar moetenwe zuinig meezijn. \flant wie weethoe lang we er meetoe moeten.' Dat washeelgoedbekekenvanTanja. \flant je kunt nogzo hard eenoom zoekenzonderbehoorlijkemaaltijdenkun je wel inpakken. Daarom namenze om beurteneen klein hapje,en toen deedTanja de restweer in het trommeltje. En op datze\fdeogenblikhoordenze ineenseenheelvreemdgeluid. 'Zeí jíj wat?' vroeg Martijn aan Alexander. 'Nee,'bibberdeAlexander.' Jíjl' 'Ik, domoor,' hoordenze nu duidelijk roepen,maarhet was een klein stemmetje. Zelrekenzoekendom zich heen,totdat Tanja het plotselingzag. 'Jasses,' gildeze.'F{etis eenengplantje!' 'Vat heeft dat te betekenen? 'Vàt jasses?' sprak het plantje boos. Jullie záren haastop me.' 'O, neemme niet kwalijk,' zei Martïjn. '\lie benjij?' 'Scheimaar uít,' zeihet plantje. 'Dat is het'm juist.' Daar begrepenze nietsvan, en het wasook nogalongewoon,want de meesteplanten, en wel groteredan deze,zeggengeenboeof ba. II
'Vàt is het 'm juist?' vroeg Martijn toen hij eenbeetjevan zijn verbazingwas bekomen. Het plantje keekhem scheefaan,enzei: 'Jij vindt mijeen rare,hè?' 'Nou, tamelijk,' bekendeMartijn, want eerlijk duurt het langst. 'Luister dan maar eens,'zei het plantje. 'Maar dan moet je stil zíjnJ Dat waseenredelijkvoorstel,enzespitstenalle drie hun oren. En dat was nodig ook, want dat plantje praatte aande zachtekant. En er gingensteedsmaar bromfietsenvoorbij die veel lawaaí maakten,want het leven ging natuurlijk gev/oon verder. 'Kjk,' begonhet plantje, 'ik heetMalwillempjeskruid,en dat is eigenlijkde hele zaak. Misschiendenken jullie daar andersover - maar ik vind het eenverschrikkelijke naam.Ik kan er wel op schieten.Je kunt van allesheten,je kunt Sausneger maar als je Malwillempjesof Kindjeopmoedersschoot, hetenof Gammeltjesblad, en gistekruid heet,dan sta je voor gek. Iedereendie het hoort begintte giechelen,
rr, ..',í(ír
=Árrt\iN
L!t,
j$ni!,n
ftí[ Á2,