AUP-Huizinga ABC:AUP/12,5 x 20 ABC
31-03-2008
14:19
Pagina 1
De taalwetenschapper en Sanskritist Johan Huizinga (187...
25 downloads
789 Views
67MB Size
Report
This content was uploaded by our users and we assume good faith they have the permission to share this book. If you own the copyright to this book and it is wrongfully on our website, we offer a simple DMCA procedure to remove your content from our site. Start by pressing the button below!
Report copyright / DMCA form
AUP-Huizinga ABC:AUP/12,5 x 20 ABC
31-03-2008
14:19
Pagina 1
De taalwetenschapper en Sanskritist Johan Huizinga (1872-1945) geldt als de belangrijkste historicus die Nederland in de twintigste eeuw heeft voortgebracht, vooral dankzij zijn studies Herfsttij der middeleeuwen en Homo ludens. Daarnaast betoonde hij zich met zijn boek In de schaduwen van morgen (1935) ook een invloedrijk cultuurcriticus van zijn eigen tijd. Dat hij in de jaren dertig als een zeer serieuze kandidaat voor de literaire Nobelprijs werd beschouwd, laat zien hoezeer hij excelleerde in de compositie en zeggingskracht van zijn interpretaties en opvattingen. ‘Een klassiek schrijver, die binnen Nederland alleen concurrentie krijgt van schrijvers als Multatuli, Couperus, Elsschot en Hermans.’– Willem Otterspeer De reeks Athenaeum Boekhandel Canon verschijnt in samenwerking tussen Athenaeum Boekhandel en Amsterdam University Press. Voor meer informatie over de reeks zie www.aup.nl/aaa-serie en www.athenaeum.nl.
J. Huizinga Homo ludens
Naast zijn (cultuur)historische werken en zijn biografieën heeft Huizinga zich vooral tegen het eind van zijn leven aan algemene culturele beschouwingen gezet. Als een van de hoogtepunten van die cultuurwetenschappelijke arbeid geldt de uit 1938 stammende studie Homo ludens. Daarbij ging het hem niet om de betekenis van het spel als cultuurverschijnsel, maar om het ‘ludieke’ als wezenlijk kenmerk van de menselijke beschaving. Dat kenmerk werkt hij uit in beschouwingen over bijvoorbeeld taal, rechtspraak, oorlogvoering, filosofie, kunst en sport. Huizinga toont op briljante en onnavolgbare wijze dat de homo sapiens die wij zijn in wezen tevens een homo ludens is en dat altijd is geweest.
J. Huizinga
Homo ludens Proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur met een voorwoord van willem otterspeer
Deze uitgave is mede tot stand gekomen in samenwerking met de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (dbnl). Zie www.dbnl.org.
Amsterdam University Press
3 a
Amsterdam Academic Archive
9 789089 640031
Athenaeum Boekhandel Canon
voorwerk Huizinga ABC:voorwerk4 Vestdijk ABC
homo ludens
20-03-2008
14:06
Pagina 1
voorwerk Huizinga ABC:voorwerk4 Vestdijk ABC
20-03-2008
De reeks Athenaeum Boekhandel Canon verschijnt in samenwerking tussen Athenaeum Boekhandel en Amsterdam University Press. Voor meer informatie over de reeks zie www.aup.nl/aaa-serie en www.athenaeum.nl.
14:06
Pagina 2
voorwerk Huizinga ABC:voorwerk4 Vestdijk ABC
20-03-2008
J. Huizinga
Homo ludens Proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur met een voorwoord van willem otterspeer
Athenaeum Boekhandel Canon
14:06
Pagina 3
voorwerk Huizinga ABC:voorwerk4 Vestdijk ABC
20-03-2008
14:06
Voor deze editie van Homo ludens. Proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur is gebruik gemaakt van de druk uit 1950, uitgegeven in de bundel J. Huizinga, Verzamelde werken 5 door H.D. Tjeenk Willink & Zoon n.v. te Haarlem Omslagontwerp: René Staelenberg, Amsterdam isbn 978 90 8964 003 1 nur 694 © 2008 Erven J. Huizinga c/o Amsterdam University Press, Amsterdam Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 jo. het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 kb Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Pagina 4
voorwerk Huizinga ABC:voorwerk4 Vestdijk ABC
20-03-2008
14:06
de speelse mens In 1972, in een lezing op het grote Groningse Huizinga-congres, deed Ernest Gombrich de suggestie dat Huizinga’s biografie over Erasmus een vorm van zelfkritiek was. ‘Somehow the great humanist aroused in him all the ambivalent feelings that sprang from a life-long fight against the temptations of cultured aestheticism.’ De beleefde suggestie van Gombrich was om Lof der zotheid te vergelijken met Homo ludens, omdat men via de overeenkomst van die boeken wel eens veel over Huizinga aan de weet zou kunnen komen. Zelf heeft Huizinga een mogelijke identificatie met Erasmus ontkend. In Mijn weg tot de historie, de autobiografische aantekeningen die hij aan het begin van de Tweede Wereldoorlog op papier zette, schreef hij: ‘Ten aanzien van mijn Erasmusbiografie hebben sommigen wel gemeend: hierin heeft de schrijver nu inderdaad zichzelf gegeven. Voor mij zelf heb ik dat oordeel altijd als volstrekt onjuist verworpen. Zoo groot als mijn bewondering voor Erasmus is, zoo gering is mijn sympathie.’ Dat neemt niet weg dat Erasmus in Homo ludens de rol van kroongetuige heeft. ‘Erasmus, hoe straalt de stemming van het spel uit zijn gansche wezen uit!’ In zijn rectorale oratie van 1933, waarin het voor het eerst over het thema zelf reflecteerde, ‘Over de grenzen van spel en ernst in de cultuur’, noemt Huizinga het spel ‘een categorie die alles verslindt, zooals de Dwaasheid, toen zij zich belichaamd had voor Erasmus’ geest, koningin der gansche wereld moest worden.’ In Homo ludens zelf komt hij op die vergelijking terug. Ook hier verbindt hij het spel met de dwaasheid, nu om te preciseren dat de notie zelf buiten de tegenstelling wijsheiddwaasheid lag. ‘Toch heeft ook het begrip dwaasheid wel moeten dienen, om de groote scheiding der levensstemmingen uit te drukken. In het laat-middeleeuwsche spraakgebruik dekte het woordenpaar folie et sens vrijwel onze onderscheiding spel en ernst’, ‘until Erasmus’, voegde hij er zelf in de Engelse vertaling aan toe, ‘in his Laus Stultitiae showed the inadequacy of the contrast.’ Ook in zijn Erasmusbiografie beklemtoont Huizinga dat de Lof der Zotheid de speldrift bij uitnemendheid belichaamt. ‘Wie het spel des levens de maskers afrukt, wordt eruit gesmeten. [...] Verkeerd doet hij, die zich niet voegt naar het bestaande, en eischt dat het spel geen spel meer zal zijn.’ Huizinga bewondert vooral de virtuositeit waarmee Erasmus zijn
Pagina 5
voorwerk Huizinga ABC:voorwerk4 Vestdijk ABC
20-03-2008
14:06
twee thema’s door elkaar weefde, ‘dat van de heilzame dwaasheid, die de ware wijsheid is, en dat van de gewaande wijsheid, die louter dwaasheid is. Aangezien beide gezongen worden door Dwaasheid, zou men ze beide moeten omkeeren, om de waarheid te verkrijgen, wanneer niet Dwaasheid ... wijsheid was. Nu is het duidelijk, dat het hoofdthema in het eerstgenoemde ligt. Daarvan gaat Erasmus uit, daarheen keert hij terug. Slechts in het middengedeelte, de revue der menschelijke kundigheden en waardigheden in hun algemeene dwaasheid, neemt het tweede thema de overhand, en wordt het geschrift een gewone satire, zooals er zoovele zijn, zoo ook weinige even fijn. In de andere gedeelten is de Lof iets veel diepers dan zulk een satire.’ Vrijwel hetzelfde kan gezegd worden van Homo ludens. Ook hier dezelfde tweedeling. Het spel zoals Huizinga dat ziet draagt het contrast ten diepste in zich. Het wordt zelfs gedefinieerd als een contrast, als nieternst. Tegelijk is er sprake van ‘een vèrgaande contaminatie van de geestelijke waarden’ van spel en ernst. Spel en ernst slaan voortdurend in elkaar om. Het spel verliest zijn kwaliteit van zelfstandigheid en onbevangenheid en wil voor ernst gelden. Tegelijk ziet men ernstige technische en economische bezigheden in het gebied van het spel betrokken. ‘Spel,’ zegt Huizinga, ‘is een categorie, die alles verslindt, zooals de Dwaasheid, toen zij zich belichaamd had voor Erasmus’ geest, koningin der gansche wereld moest worden.’ Een belangrijk raakvlak tussen Lof der Zotheid en Homo ludens is de functie van de spelregels. Zowel Erasmus als Huizinga willen duidelijk maken dat wie de regels overtreedt, meer dan een spelletje bederft. Je speelt óf mee óf je laat je beleefd bedriegen. Getuigt dat dan niet van dwaasheid? vraagt Stultitia zich af. ‘Dat zal ik niet ontkennen,’ is haar antwoord. Als men maar toegeeft ‘dat zó nu eenmaal de komedie van het leven gespeeld wordt.’ Ook in Huizinga’s notie van het spel gaat het onderscheid tussen het geloofde en het geveinsde teloor. Hij gaat zelfs zo ver dat hij onderscheid maakt tussen vals spelen en spel breken. De valsspeler veinst nog steeds het spel te spelen. ‘Hij blijft den tooverkring van het spel in schijn erkennen. De gemeenschap van het spel vergeeft hem zijn zonde lichter dan den spelbreker, want deze laatste breekt hun wereld zelf.’ Er is een verschil tussen vals spelen en spel breken. En dat verschil kunnen we alleen zien als we de verhouding van spel en ernst omdraaien. Een befaamd politiek denker uit de tijd van Huizinga, Carl Schmitt,
Pagina 6
voorwerk Huizinga ABC:voorwerk4 Vestdijk ABC
20-03-2008
14:06
enige tijd de hoftheoreticus van Hitler, noemde de oorlog ‘der Ernstfall’. Hij baseerde zijn politieke theorie op het fundamentele onderscheid tussen vriend en vijand. Oorlog was slechts de uiterste consequentie van dat onderscheid. Huizinga draaide de redenering om. Niet de oorlog was een ernstig ding – veeleer een dwaasheid – maar het gewone dagelijkse leven en men moest er ernst mee maken door te spelen, dat is de regels van het spel te koesteren. Alleen zo kon men zich bevrijden van wat hij de ‘toverkluister’ van het spel noemde. Niet de oorlog is ‘der Ernstfall’ maar de vrede, niet het spel als zodanig is het thema maar de regels ervan, of liever de ethiek ervan. De moderne kritiek op het boek heeft juist op dit punt zijn bezwaren. Drie van de mooiste reacties op Homo ludens, de al genoemde lezing van Gombrich en de essays die George Steiner en Umberto Eco vooraf deden gaan aan de Engelse (1970) respectievelijk Italiaanse (1973) vertaling van dat boek waren het op één cruciaal punt met elkaar eens: Huizinga zou geen begrip gehad hebben voor het idee spelregel. Of men het nu beziet vanuit de ethologie zoals Gombrich deed, vanuit de wiskunde van het spelgedrag zoals Steiner of het structuralisme zoals Eco, hun kritiek kwam erop neer dat Huizinga, door de poging het spel met behulp van de ethiek te verlaten, juist meer in haar ban gevangen bleef. Zij verwijten Huizinga wel over spel geschreven te hebben, maar niet over spelregels. Had hij dat wel gedaan, zo is de veronderstelling van zijn critici, dan zou hij geconstateerd hebben dat wat hij, Huizinga, als spelbederf zag, nog wel degelijk onderworpen was aan de spelstructuur. De gevoelige estheet, zegt Eco – en we horen de echo van Gombrich en vele andere ook Nederlandse critici – die in staat was het spelmoment te vatten in de wreedheid van de Sfinx, die degene die tekort schiet de dood injaagt, slaagde er niet in om het ook te zien in de wreedheid van de contemporaine dictatuur die haar dissidenten ter dood brengt. Dat houdt in, schrijft Eco, dat Huizinga het idee dat hij verkondigt toch niet echt aanvaard heeft: dat het spel behalve ernstig ook verschrikkelijk en tragisch kan zijn. Wat opvalt is dat die kritiek wel degelijk over moraal gaat. Volgens zijn critici roept Huizinga de moraal op om te zeggen dat het spel uit is. Zijn critici zoeken de moraal in het spel zelf. Want het is juist in die regels, juist door ze vrij te maken van elke concrete inhoud, dat het moment ligt waarin de cultuur haar vormen in conditie houdt. Juist los van die
Pagina 7
voorwerk Huizinga ABC:voorwerk4 Vestdijk ABC
20-03-2008
14:06
inhoud kan men het spel als spel herkenen, oefenen en vervolmaken. ‘En dus is het spel,’ zo concludeert Eco, ‘moment van sociaal welzijn, het moment van de grootste functionaliteit, waarin de samenleving, om het zo maar eens uit te drukken, even de motor vrij laat lopen om de bougies te reinigen, verzuipen te voorkomen, de cilinders warm te laten worden, de olie te laten circuleren en alles even te controleren. Het spel is dus het moment van de grootste en meest verantwoordelijke ernst.’ Het is goed gevonden, maar ik vraag mij af of het waar is. Wat Huizinga probeerde was wel degelijk de morele criteria waar hij op uit was in het spel zelf te zoeken. Hij begint weliswaar met wat hij noemt ‘de diepe aesthetische hoedanigheid van het spel’, maar hij transformeert die in ethische: ‘Wat stijl heet in het aesthetische, heet in het ethische orde en trouw.’ Als hij dus een beroep doet op deze criteria om bepaalde verschijnselen als spelbreuk te karakteriseren, blijft hij binnen de grenzen van het spel. Het onderscheid ligt bij Huizinga dan ook niet zozeer tussen spelen en niet spelen als wel tussen spelen en gespeeld worden. Het evenwicht dat Huizinga zocht tussen kunst en wetenschap en tussen esthetiek en ethiek had in laatste instantie te maken met de overtuiging dat men zichzelf niet zo belangrijk moest maken maar zich moest voegen naar het spel van de cultuur. ‘Niet in de verzaking der cultuur maar in die van het eigen ik ligt de bevrijding,’ zei hij in 1915 bij het aanvaarden van zijn Leidse professoraat. Cultuur gaat om regels, niet om onze eigen uitzondering, om trouw, niet om ons eigen belang. Willem Otterspeer
Pagina 8
voorwerk Huizinga ABC:voorwerk4 Vestdijk ABC
10-04-2008
11:00
inhoudsopgave
Voorrede – Inleiding
26
I
Aard en beteekenis van het spel als cultuurverschijnsel
28
II
Conceptie en uitdrukking van het begrip spel in de taal
56
III Spel en wedijver als cultuurscheppende functie
74
IV Spel en rechtspraak
105
V
Spel en krijg
117
VI Spel en wijsheid
134
VII Spel en poezie
148
VIII De functie der verbeelding
166
IX Spelvormen der wijsbegeerte
177
X
189
Spelvormen der kunst
XI Beschavingen en tijdperken sub specie ludi
205
XII Het spel-element der hedendaagsche cultuur
227
Pagina 9
HOMO LUDENS PROEVE EENER BEPALING VAN HET SPEL-ELEMENT DER CULTUUR
Uxori carissimae
VOQRREDE - INLEIDING Toen wij men5chen niet zoo vcrstandig bleke,n 'lIS een blijder ccuw in haar vereering van de Rede ons gewaand had, heeft men als henaming van ollze 500rt naast homo sapiens die van homo Jaber, de menschmaker, gesteld. De term was minder treA'end dan de cerste, wantJaber is ook menig dier. Wat van maken gddt, gddt ook ,'an spclen: tal van dieren spelen. Toch schijnt mij homo iudcns, de spelende mensch. cen even cssentiecle functie aan te duiden 'lIs het maken, en nust homoiaber cen plaats te verdienen.
Het is al cen oude gedachte die getuigt, dat bij doordenken tot den bodem van ODS kenncn alie mensche!ijk handclen slechts cen spelcn schijnt. Wie aan deze metaphysische conclusie genoeg heeft, moet dit boek niet lezen. Mij schijnt zij geen reden, om de onderscheiding van het spel als een eigen factor in al wat in de wereld is, te latcn varen. Sinds langen tijd ben ik steeds stelliger tot de overtuiging gekomen, dat menschelijke beschaving opkomt en zich ontplooit in spel, als spel. Van 1903 af zijn er sporen van dit inzicht in mijn geschriften aan te treffen. In 1933 wijdde ik aan (lit onderwerp mijn oratie als Rector der Leidsche Universiteit, onder den tite!: OYer de srenun Yan spel en ernst in de cultuur 1. Tacn ik vervolgens deze redc twce maal nieuw bewerkte, eerst voor een voordracht te Zurich en te Weenen (1934), daama voor een in Landen (! 937), gaf ik er den tite! aan: Dos Spieldement det Kulwr, The Plo'y Element cjCIJlture. Beide malen corrigeerden mijn gastheeren: - in dcr Kultur, - in Culture, en telkens weer schrapte ik de praepositie en herstelde den genitief. Immers het was voor mij niet de vraag, welke plaats het spe! temidden van de overige cultuurverschijnselen inneemt, maar in hoeverre de cultuw: zdf spelbrakter draagt. Het was er mij am te doen, - en het is het oak in deze uitgewerkte studic, - het begrip spe!, als ik het zoo mag uitdrukken, tc intcgreercn in dat dcr cultuur. '" H. D. Tjeenk Willink & Zoon N.V., Haarlem '9>1-0 3. 1 Haarlem, Tjeenk Willink, 1933. [Verz.melde werken V, p. 3 vg.J
"
Spd wordt ilkI' opg(·.vat ab ecn cultulI .. v"rsc:hijn"d, nkt of nkt in ('(:I'st,~ plaats als cen hiologischc. fundi", en b"b,nddd md de middden van C.l:" cult.lIurw"t(,n,chappdijk denhn. Metl ,..ill bmllerkclI, ,t1t ik mij van ;cho()nhcitl, waarhdd, goe,lIwid, g"l',t, Cncl, M"n kan ,kn "l'Ilst I"f)dl,~nl"l. 1-1l'dt'll vcr~lil.i:tll in {lien lo~sen Zlll, waarn\cc IH.~t Vl'u\\gsluk Viln ht·,t dt.~ler
I'ninisl"I\c unnangerocnl wonlt gclat:en_ Men zou kUIHJt'.ll zeggell: dc:f.c
vrijhdd [,,,.h\.t yOur hct jungc dicr en Y(lUr' he! kilill "iel; ~,ij Illud,," instin~t het hun gebiedt, t'l1 ol1ldat het spd diellt tot ontpl()oiing V(ln h\ln Ikb"lllciijk,-. "II sc!t:,:ti\'.v" vl'rtnng"."s, llnch m('t hl't invot!l'('n Vnn ..k'l1 t"l'm ill.ltinCt v(,r.,(:huilt m"n 10k" nehl",,,, ('('I' x, I'n met het vool'opstdlen van J(I VCl'ol1I', di" .•.ieh gaa I'll i,, Wirklkhkdt J~s ll'llUJ'lich~1l Rhylhmlls inWet,l"n lind Vel'gd":11 [hal] IIll-"n illlll'rt,l) SinH g"p'l~kt 1I1lU die, [h'll] mt zwallgsliiufigen l.",1 rdlcxrtlassig"n '·Iarldlung gd'i.ihtt." ~ Men 1".:
,",,'ril'g,.n? Hd '11"'('1"\ Vi"ITII z"gt hd "I (,ij"a: .I" hciligc adus wonl!: Iwt !""'st, Ht:t ,olk g".vkrd, dat wi! z"gg"n hij valt: in 1",[ ka(k\' dar zkh 0lllluakt lIaar zijn hciligdomlI,,!n, maakt zieh 01' tot. g('7."m('I1lijk vre'lgdebetuon. Wijding, uffer, hdlige rhnse", ",cr,,]" wdblJlo pen, opvoering'''', my,tericn, zij zijn aile gevat in het r.am V,1I, hl't. I'eest. ()ok >II zijn de l'it",1 hl()cdig, de J,"prol:virlgen d"l" inwijrlding(m wn!ed, Je maskers .chrikwekkend, het gehed spcdt I.i"h af ai, f(~est, lId 'gc\vunc icvell' is stopgCI.et. MaaltijJc'l, gd.gen en aile,.]"; uitgebll'nhl'j,1 ""gl'ldd"n den gallHdwn dllllr van het "'est. Of lTI"n denkt ~an Gricksd,,! voorbcddcn of "an AfrikaanHd,,!, hd zal nauwdijb Illogdijk zijll, cen ,~hel"p" grl:IlH tc trckk"n tUHHd"!1l ,h! f',,,st.sh:mmhlg in hct algetncell ,,,I ln dil bock de. 1!(lng'I,u",dl~. gd"''1'd,. Karl K"l'l'Jlyi ,,"('.11 'l'rhandding in het Iicht g"g,,"vl'n. die OilS ondIJrw01"p tI'll \1aIJW,n(.krh(~dt~1l tcw, a,.ln dt~ Z()()g{~n\\l\md primitievt: ten n£1L1w.ste v(~r
want. Molal' wij el'hnn(~n or vCl'mo('(it'll (,f in "('" gdlOlk van wij>hcid (·.Jl wa~l"hdd, dat 0118 vc.l"hi(:t1t, zc. met de SlIpl'riOritt'it t" hcsdlOlIWCIl, dk in ,, met ,,~. lIig 'pdcll l . l)" wdig" w'lsd"I" V
IndCl",laa,1 kan CTTlost in sOlomigc g".a[[c'l rcgdrccht 'strij,l' bct"n, In dit alks is om zoo te 7.l'ggen h"t te slim at' 7.ijn zl'1f w,'l'r "en (:otnl'dil.k!.h,,,na "n ,,,,n spdfiglilIr gl'w(>I',kn, lk val~dll' ~I"'.kr, wij zcid,m h,~t hov"" ft""ls, is nkt 'pdhn.kcl'. Hij veinst de I'(:geis van het spd t!'. hotukn, "n sp"dt: m"",,, tot hij '",tr'pt W(lT(1t I. D" "nbc:paaldhcid del' gl-cnzen tllssch"n spd en "rnst komI: tlt,rgcns 7.(')0 sh~rk uit als irt hl~t volgcndt:. Mc.:n !ipedt \1.1,n fit: I"fH.dc.:t1c.:-tafd, "1"'011, ),1, 111,,,, bn "T,I"r gdall, Ik hcgrippc.n bns en lot liggen VOOI' den melJschdijkt~ll ge0,~t altijd bijzond"r didlt hij ,J., ,kIT y,\n hd l1('.ilig", l)~ mod"l'I1C zich
dc gc,,:hicdcni, van Rom" staat in Ikmus' nootlluttigun 'pr!lllg, gij lwee partijen hun 'ITijd Olll ,k "el' yoor (,."n rl,cht,,,, of ~chdd'I'I·.dlt,·.I' 11I'1"'gl'" i .,an dl~n wort'd WJ.ilrvall lH~t woord gl~vol'rnd i."l, zi,in h\'.t:I..~t'\.kenis"h~I-' als \1j('!-lpr.1ak, !1(~nt(~ntk v(~l"l)(mden, I'(~t.l~.l:1t onl f,:(~n ilw.(~t~ (~I\ r:r i,q snnl~ e,'n l.ltema \'el'""ld, b. v. een ,-ij Turi.lind, dCIl kuning dec (;"pid"n, Wanne"r d" konin!l loudtt over zijll in dclI slrijd teg"n de Langohardcn guvi'dd VOll yill'"wIJ" Ili'l"wil.nli, ,<el, Dull'u!O Ilanly en C. 'I'. Martin (ab. Ail.n-
• Altg"l'llI, ~c'c,ft (;c'~l:a
11il1111.~cl viln Gdrn~i Gi,iInilr, LL'~t()dt: \IL'~ En~:k'~),
Rull!:! SL'riLlolf I aaN, I ,,_
::s4~·.
hard Iatcn roncldm,lh,n, (bt hij zijn hcrmclijncn mantd vcrlk.t en ~ijn knevd in hr~nd vlk'gt," ) 1)\, rijmkr(mkk van G(,oA'roi C~imar ()VI'" koning Wilh.,m (kn Hoo(h: van F.ngd~nd la,lt kOl't VO!,,' h\,t no()(llottig" pijlsdlOt in h\,t N"w ':OH:st, d,lt h"m h"t \('v"n 7.0\1 kost"n, d"n koning zulk ""n SIloefg"sI'H:k houden md Woukr Ty,d, dk h"rn domkn wu 2, N~'lr het schijnt, is ,Ie,,, conventiune
1
G. n."vy, Lil f(')i
jllr(~I.~.
:t
O~t Ulid WC:lt,
p.
1~, VJ;.:1. 71, IO~
l'\,chl.l~ven c1oor,lral"". I)" re~hl'pr"ak vin
"Om ,1,,1\ "!:,p,t h: .n in hct vcrk,(kn cn in de mens(:hdijk" ,,id I":ichJl'g,mlieJ de krachtprocven om Bnmhild . 1 ) l( ~ t
k~·l'l.t. I}\ ) g w\:\lf]('tl v() m' trO'lVYI'I'~: "lwt~\ h~"(~1" WI'\\\11'1"Ij ~ EV\-Jl~,\m Allgdsj'\k~is(,'h I)[:/~~Ilbip, OUilnoor~t'h briii"hlc7!1p. 0\111-
Milltldm:tkl'blllhch
iI.H) Vi., .. h",HHh:n".
JlOogciultsl.:h hrutlOidt. N\lhi:H:h y,· .. lli. "l bij
:I
Vgl. J. B. lfal'J'i.'mn, Thr:mis, p. IJ2.
r.f!)hi.~ni\I: 7ijn hlllli, !'epruefd duot rnueilijke vrag'''\. In Nguy':n Van .I.1uyrn's bl'schrijving van de fecstelijkc spclcn clel' jongclingen en mdsjes in Annam nr "n dt,,, nJIJ"w>i/, Idtl,.-lijk 'nijdnng', "en Ih:1dt w\\allne,~ lUe.n. ccn Viji.Uld (nli) b(~tcckl~nt vijandschap, ni(,~t all~\lnst) b('oog,1c c('rl(los te maken. Bet i, "v""",,,I, klilarblijkdijk, ,ht d,,,,, ~",,:r nkt:, ahhalls Ilid oOl"spl't)I1kdijk, Ji" ..III hd gUdSO"I'J"d ill .It'll (·ig(,.)llijk".n 7.in i~. nt'. n"ti(·. V,II\ ,'.,'" uibP('I'Ik. ,I"r gudddijkt: ITh,,·htcll ollltr('nt ah.tra(;t(' waarhd,l en gel""chlighcid kan wellkht s"cumbir ~an z\Ilk .., hancldillgl·n YIThOnfkn raken, maar primair is hier dc ag')nak h,'~lis~ing als zoodanig, d.w.z. d" bcslissillg \',\1\ lOrnslig" ding"" jn "'I do(>r ,:cn "pd. In het bijzondcl" het Arabis~hc ni/ilr of 1II(lJ' h"t COlin of C0l11n10n rlt~a.~, wenl gch(}ud(~n in r S7 r. op c~n terrdn van 60 V()(~t
in he!: vicrkant, daart"" uitg"zd in Tothill IlddH te W",tminster. I)" kaml' rnocht dun,n van wnsopgang tot.!at d" st"rr"n ~id,t"aar wenlen, maar dmligd", als e"n ,kr l'~rtij"n, ,tdjdcmk met .chihl c·n .tok, 7.oc')a.ls reeds in Karolingist:hc.: C'aritubrii~n
WOrtlt
voorg
l)"ze afsprahl1 omtrcnt tijd "11 plaats van den vdd,lag votlllull I"'t ""rclinal" punt van
I.""
J. Y~I, II: VJ~I.
128
1:l'htm I.e:, p.
vOllr
100, ml
Ilj ~ l'f."Uij
Chill.J. GrillH~l, 1.('. p. .1.14.
(1(, .. Mh, P,
Itj() ,
lVI,,·)'1..
Wt,;t'~CI\
IlL lJ.
I2.Q]
geweld te loor, en ziet men de geschiedenis der menschheid bczoedeld met de afschuwelijke wreedheid, waarop Babylonische en Assyrische koningen als godgevallig werk roem droegen. Een fatale ontwikkeling van technische en staatkundige mogelijkheden en een ver gaande moreele ontworteling hebben in den jongsten tijd de mocizaam verworven constructie van het oorlogsrecht, waarbij de tegenstander werd erkend als gelijkwaardige partij, die op een eervol!e en eerlijke behandeHng aanspraak had, in bijna aile opzichten buiten werking gesteld, zelfs reeds in den gewapenden vrede. Voor het primitieve in zelfverheffing gewortelde ideaal van eer en adeldom, treedt in voortgeschreden phasen van cultuur een ideaal van gerechtigheid in de plaats, of Hever, het hecht zich aan het eerste, en wordt, hoe erbarmelijk slecht ook in praktijk gebracht, op den duur de erkende en nagestreefde norm van cen menschelijke gemeenschap, die zich inmiddels van de aanraking tusschen clans en stammen tot een samenleving van groote volken en staten heeft uitgebreid. Het volkenreeht ontspringt in de agonale sfeer, als een bcsef: dit is tegen: de cer, tegen de regels. Is een systeem van volkcnrechtelijke verplichtingen eenmaal uitgegroeid, dan laat het voor het agonale element in de verhouding der staten weinig plaats meer. Het tracht immers het instinct van politieken wedkamp op te heffen in een rcchtsbesef. Een statengemeenschap, die zich onder een algemeen erkend volkenrecht schaart, biedt voor agonale oorlogen binnen eigen kring geen grond meer. T oeh heeft zij daarmee volstrekt niet aile trekken van een speigemeenschap verloren. Haar beginsel van wederzijdsche gelijkgerechtigdheid, baar diplomatieke vormen, haar wcderkeerige verplichting tot trouw aan "Verdragen en formeele opzegging van aangegane overeenkomsten, gelijken formee! inzooverre op een spelregel, dat zij slechts binden, inzooverre het spel ze!f, d.w.z. de noodzaak van een geordende menschdijke samenieving, erkend wordt. Ditmaal echter is dit 'speI' de grondslag ze!f "Van aUe beschaving. Enkel formee! is hier de benaming spd nog eenigermate op haar plaats. Het is evenwel werke!ijk zoo "Ver gekomen, dat dit systeem van het "Volkenrecht niet langer algemeen als grondslag van elke beschaving wordt erkend, althans in acht genomen. Zoodra cr icden "Van die statengemeenschap de verbindendheid van het volkenrecht in praktijk verloochcnen, of zelfs in theorie ais eenige norm der statengedragingen het belang en de macht van de eigen groep, hetzij yolk, partij, kiasse, kerk of staat, vooropstellen, "Verdwijnt met de laatste louter formeeJe
"9
r~.l van tI" sl'dIIDutling ()ok dk(, ,),)nspl'aak op besch,wing, ,,,. zinkt ,k g"rnecnschap t"rug tot on,kr h"t niv"JU in spdvorm. Oil cosmoguII"ch" vraag , hot, alles war oil tie wcreld is lod. gdwlIl"n is, is Illl c·.elll11aa\ cc.n del' primair" occupatics van den mcns(;hdijb:n gt""I:. I"k (:xpcrimentcdc kinderpsycho)ogi" toont aan, ho" ",:n hd,ngrijk ded del' vmgen, .Ii koor in mN d('11 w(:n.,(:h; "f10('p! kOD1 \lit, 0 ollze rijst, komt lIit, 0 vette aren, daarbovcn Oil d" ht'.l'gt'11, ,bar bcncdcn in de dalen I" In hct sdzocn dat ,-I,: g'''1()t:md(, p"riodc voora(gaat, is elk" letter" kUIItllg" w"rkzaamheiu verhoden, daar 7.ij gcvaarlijk zou kUlIllcn zijll voor ,),,/\ gr()d der rij~t. Hctzclfdc woord wcJi10 bctcckent raadsel en git:rst, st"at de oplossing vall ccll faa,b,,1 e.nkd in 11('.t w"t"n van (,,,n h"paald"n hdlig,'.n (If gdle.imc.n 1I"am del' dingcn, zooa!s in ht,t hicrbovcn rct,ds vCl'mclde VafthrMnismal, Indicn het hia 0111 het: ver~t~~n van clr.n vorm raadRel in het: algem~'cn too c1o!;n was, in l'!aat. van ill het bijzondcr om d
I<wnl hlijl't jn 1"'.gill,,'.1 ,k inzN, F(,.II .'I'I'I.,k':I1(1 vool'l)('dd V.111 ,(" WijlC, waarol' de laten, overil\Vering hd motid' van 1",1: h.lsr•• dsd V("'w(~rkt, zoo Jat (ud, d" "Io."rt dell jO/lg,m SIlo"."r, die hem tut "ell w~dkarIlp iw"ft durv"n \Iitd.lgCII, Et,rst strijd"'ll 1-ij ulll kelllli, van dL' nat\l\lrlijkc dillgen, dan Olll die van de oor'pr'ollgcll vall ,d hel bestaanrle, waarbij de jonge Jonkahairwn .ich v~l'meet. e'en "anded in de scllt'pping zeit' voor 7k.h 01' tc. dsdl,m, [hln edlter zi/Wt. .I" ()\Id~. t()OVt'.I)~,U' ill'm. jll .I,'. ,' m Je Zwerver schijncn typischl' pl'oductcn van zulkr vrd~.ijdigc hnf' dic;htc.,r". AI dazc., tl'ckk('l1 1't, I.-kt 'l:ntimcnt "n hIlt dh:kt ,1.:1' in vl:rtalil'g m""gd,,"!(I,: vom'h,:"!,!,:n h,:rinn,:rt aan ,kn M.ki,(:h,:n I"J/H."~I>, wa~rvan el" l\o"I"O,,.dll: Iittl:rJ.tuur nict g"h"c1 onafhanh:lijk is, m,l~r ook aan (I"n v"n, Hd dranu he.d ('.1' (wn ,11',,1, het wordt nespeelJ, I kt hlij!'! m
21)
D, phllc!>. So fl.
IX
SPELVORMEN DER WIJSBEGEERTE
"tot
Mitlden ill d"n drkd .lien wij md [,cgrip 'I'd w(,h,n tc besdlrijV(,n stllat .I" fig\lur van (l"n G ri"h(,h"n sophist, Dc sophist i~ de lichtdijk ontspool't? 3 In phIlo'. Sophist mud The"clctu, ,kn vn:"mJeling uit Hea t()(:geven, ,!at de sophbt tot hd .Iag vall ,Ie kerll1isga.tcn hoorl, Ictterlijk, tot hOll die. zich met .pel ophoud""j -.;(~)v 'I'~~ 1C~~a~OC" p.e'l'exI/(J P"/(lt.i'I(I, die cen Atlrellae noVae als llitgcsprohll idca~1 voot oogcll hafl, was de ot"nlming ondanks de vrome bcclodingcn die van c"n "dd vrrmaak. Men wedijverdelll verskunsten en in w"rtd0~ sl~chts kinderspci, vt'rmaak bctcekent). Spden clknen enkd tot vcrp001.ing van arhcid, aI. cen soort mcdicijll, cloordat ',il ,Ie zid ont.lpalJlling (111 rust g,mlJ]. 1-kt kclig zijn cchter schijnt in zichzdf gcnot I,n gc.luk "n kvensvn,ug,k in t" houckn. Dit gd\lk nil, d.i. elit nid me"r .tmv"n naar id. wat m"n niet hedt, is -reAo,"lev"""loel. Maul' .Iit gellut wordt nid door allen in h(:t~dr.Ic g,,;td
)(c vour latere, venier ulltwikkdtle bc.t:havillg.lij. ,km ,\cukhuddt·.n dJ'o()g .n o"twikkekn, Jk7.;N m"" d~. 'I"'('.kt,,,ch: I'("(:,,n Van dien grootscheepschen steucnhollw, dan moet de vraag rijzcn, of de functi e dier steden als cliltuurcentra ooit in ('velm~dig)ll,id h"d( g"20 7
staan t:ot h'l"r I'0ml'''u", I'rd('.ntk, T" OOI'
,,'
~.('.n
on."h"ldig(' n~t.ulIrlijkh"';d, di" g"du'Tl1(k ,k gamchc; achttkndc van den tijd v.m W~tt';~11 aI', kg,,,, de .tijfhdrl "n opg()1n,akth"id in gaat. Het zou ecn aantrckkdijke en gcwichtigc bczigheid zijn, die: ndging ook op andere gebicden dt'r cuI tum na te g.an; er zoudt,n t.l van b~trckkinglln op het "pel bij a"" ,kn d"g komcn, maar het WlI hiet t
V~'n c.:~l·.n It\.. v,~nd(~ g(':n1C',en:rlchap gl:nll:ngcl n1(:t hartstochten (:11
aando.::ningen; bdlaagzlld,t, ijddhdcl, fl('ri1('.icl, in .;"n Rtijl iN dic' ,,:hoonllllidsdrang gekristallisccrd in ~ijn zllivCl'hdd . Zdde.ll •.ljn shjl en modc, en ciaanncc .pcl cn kunst, dknnclcl' wo g;ik'll~. w"rk~.I) hied nog oV"l'w"g"ncl gdcgenhdeJ.protluctic, in v"rball(j mrt Jit\lrgk of w"reldlijk f",,"st. Men denke aall hd (1.'uvr" van Bach. kun,tmuziek genoot nog op yerrll na niet de mate van publidtdt, dill latecc tijden hil
n"
Zl~
.I" muzick van hd: Oo,t"n md dk van het W("t(,n, of van de Millchten als het uilingcII heeft gdlarl. Bc~chollwt 1)1('11 het in l.ijn Opk0ll1S1 in de achttienuc ceuw, dan .chijnt h"t tl' ()Jllschrijv,m als (" '11 bchuefte om hilt '\I)stheti,d'l! en cmotion"d.., kv(,,, t" v(wplaatw.n in "en dcnkbcdrlige sf,,l', en wOI.'dt C(,ll c.ko.n1\'.nt ",,/ H"Heri ." nid met)!' "I'd (:11 toeh w:"n erllst, De sport ncell1t ill ,k h"",,ndaagsehe salllenkving ct.'n phlats in ter~ijd" van het eigelllijke clIltlllll'(ll'Oce.' ,
de cultllur. [VCl'z. Wt'rkcn VI
1tlrciJillg dall tuch, ai, crll,ligll politkk ""\lIlll.'rkt, Iw.1\1 tnma('.ht van d')ll ge~.st. Todl i ~ het Ill) wijsheid, waal'toe Plato gckomcn was, toen hij dell mensch celi spec!t\Jig